Naar de inhoud

Het belangrijkste deel van de zin is de persoonsvorm. Het beheerst de grammatica van de hele zin. Een persoonsvorm is zoals het script van een toneelstuk. De betekenis van de persoonsvorm bepaalt welk soort acteurs er kunnen opkomen en welk soort rolkenmerken zij moeten hebben. Om zinnen correct te construeren moet men van elk werkwoord goed de betekenis kennen, en weten, welke acteurs er kunnen opkomen. Het belangrijkste is de details te kennen van onderwerp object en predicatief.

Onderwerpsloze werkwoorden

Bijna elk werkwoord in het Esperanto vereist een onderwerp, maar enkele werkwoorden hebben dit zinsdeel niet nodig. Zij zijn onderwerpsloos:

tagiĝi
Eén enkele finitieve werkwoordsvorm volstaat om een volledige zin te maken: Tagiĝis. Baldaŭ tagiĝos.
temi
Temi heeft geen onderwerp nodig, maar het krijgt normaal gezien een pri-bepaling, die het thema aangeeft: Temas pri politiko. Verŝajne temos pri ni. Dat, wat een thema heeft, kan echter fungeren als onderwerp: La libro temas pri matematiko.
pluvi
Pluvis hieraŭ. Baldaŭ pluvos. Als iets anders dan regenwater valt zoals regen, fungeert het als onderwerp: Ĉiuspecaj demandoj pluvis sur ŝin. Ŝtonoj pluvis sur ilin. (Hetgeen valt kan niet fungeren als object. Niet mogelijk is: Pluvis ŝtonojn sur ilin.)

Intransitieve werkwoorden

De meeste werkwoorden moeten een onderwerp hebben, maar veel van de werkwoorden mogen geen object hebben. Zij zijn intransitieve werkwoorden.

morti
Het onderwerp is diegene, die zijn leven verliest: En la domo de la malgranda Niko mortis lia maljuna avino.
okazi
Het onderwerp is een handeling of iets gelijkaardig: En tiu urbo ĉiujare okazas foiro. Kio okazis? Okazis io grava.
danci
Het onderwerp is diegene, die zich al dansend beweegt: La gejunuloj kune dancis. Soms fungeert de soort dans als object: Mi dancis valson kun li.

Transitieve werkwoorden

Vele werkwoorden met een onderwerp kunnen behalve een onderwerp ook een object hebben. Zij zijn transitieve werkwoorden:

vidi
Het onderwerp is diegene, die visueel iets bemerkt. Het object is dat, wat wordt opgemerkt: La knabino vidas la domon. Ĉu vi vidis la akcidenton?
preni
Het onderwerp is diegene, die de handeling veroorzaakte en het object krijgt. Het object is dat, wat omwille van het nemen overgaat naar het onderwerp: Ŝi prenis teleron el la ŝranko.
helpi
Het onderwerp is diegene die het vergemakkelijkt heeft. Datgene, waarvan de taal of het werk gemakkelijker is gemaakt, kan object zijn: Ili helpis la blindulon. Men kan ook een al-bepaling gebruiken i.p.v. een object: Eble mi povos helpi al vi.

Beschrijvende werkwoorden

Beschrijvende werkwoorden verbinden een beschrijving aan het onderwerp of het object. Een dergelijke beschrijving noemt men een predicatief. Meestal heeft ze geen rolkenmerk.

esti
Het onderwerp is dat, wat een of andere eigenschap heeft. De eigenschap fungeert als predicatief: La domo estas granda. Mia patro estis ŝoforo.
fariĝi
Het onderwerp is dat, wat een of andere eigenschap krijgt. De eigenschap fungeert als predicatief: La etoso fariĝis bona. Ili fariĝis ŝtelistoj.
opinii
Het onderwerp is dat, wat een mening heeft over de eigenschap van iets. Het object is dat, wat de eigenschap heeft. De eigenschap fungeert als een predicatief van het object: Mia fratino opinias viajn klopodojn vanaj.

IG-werkwoorden

Werkwoorden gemaakt met het achtervoegsel IG zijn altijd transitief. Zij geven aan dat er een resultaat wordt veroorzaakt. Het onderwerp is altijd de oorzaak of het veroorzaakte. De stam of de stammen voor IG geven het resultaat aan.

Als het resultaat van een IG-werkwoord een eigenschap of een toestand is (positie, identiteit...), is het object datgene, dat die eigenschap, die toestand enz... krijgt:

lacigi
Het object is dat, wat moe wordt: La tro multa parolado lacigas lin. La vojaĝo certe vin lacigis. Tiu ĉi medikamento estas bona, sed ĝi lacigas la uzanton.
edzinigi
Het object is diegene, die echtgenote wordt: Mi edzinigas mian filinon ne kun ia simpla nobelo. Li edzinigis ŝin al si per la edziĝa ringo kontraŭ la volo de ŝia patro.

Bij sommige IG-werkwoorden is het resultaat een intransitieve handeling. In dat geval maakt men een IG-werkwoord van een ander werkwoord, dat intransitief is. Bij dergelijke IG-werkwoorden is het onderwerp het object van het oorspronkelijke werkwoord:

bruligi
Het object is dat, wat in brand schiet: Post infekta malsano oni ofte bruligas la vestojn de la malsanulo. La suda suno bruligas lian nudan kapon.
sidigi
Een object is dat, wat in zittende positie wordt gezet: Rapide ŝi prenis la infanon sur la brakojn kaj sidigis ĝin sur siaj genuoj. La hundon li residigis sur la keston.

Bij sommige IG-werkwoorden is het resultaat een transitieve handeling. Dan maakt men van een werkwoord dat al transitief is een IG-werkwoord. Er bestaan twee manieren om dergelijke IG-werkwoorden te gebruiken. Het onderwerp van het IG-werkwoord kan het onderwerp zijn van het oorspronkelijke werkwoord, of het object ervan:

sciigi
Het object kan diegene zijn, die iets te weten komt: Ŝi sciigis min pri la novaĵo. Het object kan ook de wetenschap zijn: Ŝi sciigis la novaĵon al mi.
memorigi
Het object is dat, wat zich iets herinnert: Tio memorigas min pri mia infaneco. Het object kan ook zijn wat men zich herinnert: Tio memorigas al mi mian infanecon.

Men kan niet beide mogelijkheden tegelijkertijd gebruiken. Het is niet mogelijk om te zeggen: Ŝi sciigis min novaĵon. Nek eblas diri: Tio memorigas min mian infanecon.

IĜ-werkwoorden

Werkwoorden gemaakt met het suffix zijn altijd intransitief.

Gewone IĜ-werkwoorden geven een overgang aan naar een nieuwe toestand. De stam of stammen voor IĜ geven het resultaat aan, de nieuwe staat. Het onderwerp van een gewoon IĜ-werkwoord is dat, wat in de nieuwe toestand komt. Een eventuele veroorzaker van de overgang verschijnt normaal gezien niet in de zin. Bij IĜ-werkwoorden is de veroorzaker niet relevant:

malpuriĝi
Het onderwerp is dat, wat vuil wordt: Mia vesto malpuriĝis.
glaciiĝi
Het onderwerp is dat, wat ijs of ijzig wordt: La akvo glaciiĝis.
edziniĝi
Het onderwerp is diegene, die echtgenote wordt: Ĉu vi volas edziniĝi kun mi?

Bij IĜ-werkwoorden gebaseerd op transitieve werkwoorden gaat het niet over het ontstaan van een resultaat of een toestandswijziging, maar over een handeling, die uit zichzelf ontstaat. Ofwel bestaat er geen veroorzaker, ofwel interesseert men zich niet voor de veroorzaker. Het onderwerp van het IĜ-werkwoord is het object van het oorspronkelijke werkwoord. Bij dergelijke werkwoorden dient IĜ dus om de zinsfuncties om te wisselen. Dat gelijkt op de lijdende vorm. Bij de echte lijdende vorm echter bestaat er beslist een veroorzaker, hoewel men hem misschien nooit vermeldt.

detruiĝi
Het onderwerp is datgene, wat volledig kapot wordt gemaakt of wordt afgebroken. Was er iemand die het vernietigde, kwam het uit zichzelf in die toestand, dat geeft het IĜ-werkwoord niet aan: Tiu ĉi domo detruiĝis dum la milito. Ĉiuj miaj planoj detruiĝis. De oorspronkelijke betekenis van het werkwoord detrui is "het volledig kapot maken of afbreken": La milito detruis la domojn.
ruliĝi
Het onderwerp is iets, dat beweegt rondom zichzelf, of een voertuig, dat beweegt omdat zijn wielen draaien: La veturilo ruliĝis tre rapide. Ruli betekent "iets bewegen door het te draaien of door zijn wielen te draaien": Rulu nun al mi grandan ŝtonon. La vendisto rulis sian ĉaron laŭ la strato.
komenciĝi
Het subject is dat, waarover het eerste deel gaat over: Tiam komenciĝis la milito. Lia nomo komenciĝas per "Z". Komenci betekent "het begin veroorzaken, het eerste deel van iets doen": Ili komencis sian vojaĝon. Ŝi komencis paroli.
Terug naar boven