Naar de inhoud

De woordelementen O, A, E, I, AS, IS, OS, US en U zijn woordklasse-uitgangen. Ze zijn erg belangrijk bij woordvorming. Er is ook de uitgang J en de uitgang N. Die zijn niet belangrijk bij woordvorming.

Deze kleine woorden zijn al woorden op zichzelf: por, mi, jam, , tiam, anstataŭ, je, jes, enzovoort.

De meeste woordelementen zijn woordstammen. Elke woordstam (of "stam") heeft op zichzelf een betekenis, maar een woordstam kan niet op zichzelf als woord voorkomen. Het heeft een woordklasse-uitgang nodig.

  • Sommige woordstammen horen bij mensen, personen, bijvoorbeeld: AMIK (vriend), TAJLOR (kleermaker), INFAN (kind), PATR (vader), SINJOR (meneer), VIR (man)...
  • Andere woordstammen horen bij dieren, bijvoorbeeld: ĈEVAL (paard), AZEN (ezel), HUND (hond), BOV (rund), FIŜ (vis), KOK (haan/kip), PORK (varken)...
  • Andere horen bij planten of bomen, bijvoorbeeld: ARB (boom), FLOR (bloem), ROZ (roos), HERB (gras, kruid), ABI (spar, den), TRITIK (tarwe, weit)...
  • Sommige woordstammen zijn gebruiksvoorwerpen, bijvoorbeeld: KRAJON (potlood), BROS (borstel), FORK (vork), MAŜIN (machine), PINGL (speld), TELEFON (telefoon)...
  • Veel woordstammen zijn namen van acties/handelingen, bijvoorbeeld: DIR (zeggen), FAR (doen), LABOR (werken), MOV (bewegen), VEN (komen), FRAP (kloppen, klappen), LUD (spelen)...
  • Andere woordstammen zijn namen van eigenschappen of kwaliteiten, bijvoorbeeld: BEL (mooi), BON (goed), GRAV (belangrijk), RUĜ (rood), VARM (warm), ĜUST (juist), PRET (klaar)...

Er zijn veel verschillende groepen en categorieën, niet alleen de vorige. Sommige woordstammen zijn moeilijk te classificeren, sommige hebben meerdere betekenissen, andere hebben een heel speciale betekenis, maar ze hebben allemaal een bepaalde betekenis.

Om een woordstam met verschillende uitgangen correct te gebruiken, moet men de betekenis van de woordstam kennen. Het belang van de woordstam-betekenis wordt duidelijk aangetoond via het klassieke voorbeeld van de stammen KOMB en BROS.

De twee werkwoorden kombi en brosi hebben zeer vergelijkbare betekenissen. Ze tonen allebei een actie, en de twee acties lijken zelfs erg op elkaar. Maar als je ze verandert in zelfstandige naamwoorden, worden ze ineens heel verschillend.

  • kombo = de handeling "kammen"
  • broso = een borstel, een gebruiksvoorwerp om haren te borstelen

De verklaring voor deze drastische verandering is het feit dat de wortels al een betekenis hebben. KOMB is de naam van een bepaalde actie, terwijl BROS de naam is van een bepaald gebruiksvoorwerp. Met een O-uitgang zijn het dus namen van respectievelijk een actie en een gebruiksvoorwerp - heel verschillende dingen. Maar met een werkwoordsuitgang krijgen ze allebei een actiebetekenis. KOMB verandert dan nauwelijks, omdat het zelf al actief is. BROS verandert echter en laat die actie zien die meestal met een borstel wordt gedaan.

Als je een zelfstandig naamwoord wilt voor die actie die je met een borstel uitvoert, moet je een samenstelling maken: bros-ad-o. Als je een woord wilt voor dat gereedschap waarmee je kamt, moet je ook een samenstelling maken: komb-il-o.

Er zijn veel van dergelijke woordstam-paren, waarbij de betekenis van de werkwoordsvormen vergelijkbaar is, terwijl de O-vormen verschillend zijn. De verklaring is altijd dat de woordstam-betekenissen anders zijn. Hier zijn enkele voorbeelden: batimarteli (slaan - hameren), hakipioĉi (hakken), servisklavi (dienen), kudritajlori, regireĝi, kaperipirati, vizitigasti. Evenzo kun je paren vinden waarbij de A-vormen vergelijkbaar zijn, maar de O-vormen verschillen, bijvoorbeeld: elegantadanda, noblanobela, lertamajstra, kuraĝaheroa, proksimanajbara, dolĉamiela. Controleer zelf de betekenis van de bijbehorende O-vormen in een woordenboek.

Men kan zeggen dat er verschillende basiswoorden zijn waar vandaan je in de woordvorming begint. Bij BROS/ gaan we uit van het basiswoord broso ("een borstel"), de naam van een gebruiksgereedschap, en vormen hieruit het werkwoord brosi (door O te vervangen door I). Bij KOMB/ is het basiswoord echter kombi (wat natuurlijk verwijst naar de actie, "kammen"). Van kombi kunt u het actie-gerelateerde zelfstandig naamwoord kombo ("het kammen") maken (door I te vervangen door O) en het woord voor het betreffende gebruiksvoorwerp kombilo ("een kam") (door het achtervoegsel IL en O-einde).

Actie-gerelateerde woordstammen worden vaak verbaj of verbkarakteraj (werkwoord-achtig) genoemd, omdat de werkwoords-vorm van die stammen als een basisvorm wordt gezien. Daarom verschijnen actie-gerelateerde woordstammen normaal gesproken in woordenboeken in werkwoordsvorm.

Eigenschap-gerelateerde woordstammen worden vaak bijvoeglijk naamwoord of bijvoeglijk naamwoord-karakteristiek genoemd, omdat bij hen de A-uitgangsvorm als basis wordt gezien. Dat is de reden waarom eigenschap-gerelateerde woordstammen normaal gesproken als bijvoeglijke naamwoorden in woordenboeken worden gepresenteerd. Ook woordstammen die meestal verschijnen met een E-uitgang worden traditioneel bijvoeglijke karakters genoemd.

Woordstammen die niet eigenschap-gerelateerd en ook niet actie-gerelateerd zijn, worden vaak substantief of zelfstandig naamwoord-karakteristiek genoemd. Ze worden normaal gesproken gepresenteerd als zelfstandige naamwoorden in woordenboeken.

O-achtervoegsel

De uitgang O voegt niets toe aan de betekenis van een woordstam. Een zelfstandig naamwoord is gewoon een naam van het ding in kwestie:

  • amiko (vriend), tajloro (kleermaker) = namen van mensen
  • krajono (potlood), broso (borstel) = namen van gebruiksvoorwerpen
  • diro (het zeggen), faro (het doen) = namen van verschillende acties

  • belo (schoonheid), bono (goedheid) = namen van verschillende eigenschappen

A-achtervoegsel

De A-uitgang laat zien dat het een bijvoeglijk naamwoord is. Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand van een ander woord benoemt.

  • amika = vriendelijk, vriendschappelijk, bevriend, amicaal
  • ĉevala = als een paard, gerelateerd aan een paard
  • dira = gerelateerd aan het zeggen, gedaan door te zeggen...
  • bela (mooi) = de eigenschap "schoonheid" hebbend

Wanneer de woordstam van een bijvoeglijk naamwoord een eigenschap-gerelateerde betekenis heeft, vertoont het bijvoeglijk naamwoord normaal gesproken een eigenschap. Dergelijke bijvoeglijke naamwoorden variëren niet veel afhankelijk van de context:

  • bona manĝo = "goede maaltijd"
  • rapida aŭto = "snelle auto"
  • okazaĵo stranga = "vreemde gebeurtenis"
  • ruĝa domo = rood huis

Wanneer de stam van een bijvoeglijk naamwoord geen specifieke betekenis heeft, kan het bijvoeglijk naamwoord verschillende dingen betekenen. Over het algemeen varieert de betekenis van zo'n bijvoeglijk naamwoord sterk, afhankelijk van de context:

  • reĝa konduto = koninklijk gedrag
  • reĝa persono = "een koninklijk persoon, een lid van de koninklijke familie"
  • reĝa palaco = koninklijk paleis

Wanneer de stam van een bijvoeglijk naamwoord een actiebetekenis heeft, kan het bijvoeglijk naamwoord een grote verscheidenheid aan betekenissen hebben. Het kan betekenen "gerelateerd aan de actie in kwestie", enzovoort. Zo'n bijvoeglijk naamwoord kan ook lijken op een ANT-deelwoord of een INT-deelwoord met een A-uitgang:

  • nutra problemo = "voedingsprobleem" — Nutra toont waar het over gaat.
  • nutra manĝaĵo = "voedsel dat kan voeden, dat voedzame eigenschappen heeft, voedzaam voedsel"
  • tima homo = "een angstig persoon, een persoon die vaak bang is, een persoon gekenmerkt door angst"
  • tima krio = "een kreet van angst"

Sommige van dergelijke bijvoeglijke naamwoorden hebben echter een speciale betekenis:

  • fiksi = "stevig bevestigen" → fiksa = "onbeweeglijk, vast, star" (van zichzelf of na de handeling "fiksi")
  • falsi = vervalsen → falsa = onwaar, niet-authentiek, vervalst
  • kaŝi = verbergen, verstoppen → kaŝa = verborgen, verstopt
  • kompliki = compliceren, (vervelend) ingewikkeld maken → komplika (gecompliceerd)
  • korekti = corrigeren, juist maken, ontdoen van een of meerdere fouten → korekta = juist, correct, goed

Sommige van dergelijke bijvoeglijke naamwoorden lijken op een passief deelwoord: komplikakomplikita. Bij de eenvoudige bijvoeglijke naamwoorden is de actie van de woordstam ofwel niet erg interessant, ofwel gebeurde het helemaal niet, alleen het attribuut is belangrijk. Soms bestaat de eigenschap helemaal op zichzelf. De overeenkomstige deelwoordvormen laten altijd zien dat zo'n actie heeft plaatsgevonden of plaatsvindt.

Velen denken dat sommige van deze bijvoeglijke naamwoorden, vooral korekta, moeten worden vermeden met een eigenschap-gerelateerde betekenis. Sommigen vinden zelfs dat dergelijk gebruik een vergissing is. Volgens hen zou komplika alleen "complicerend" of "gerelateerd aan het compliceren" moet betekenen, en zou korekta volgens hen alleen "corrigerend" of "gerelateerd aan het corrigeren" moeten betekenen. Maar sommige van deze bijvoeglijke naamwoorden worden nooit bekritiseerd, ook al lijken ze volledig op elkaar. Dit soort woordvorming is echter vanaf het begin thuis in het Esperanto en voorbeelden zijn er in overvloed te vinden bij veel schrijvers sinds Zamenhof tot op de dag van vandaag. In sommige gevallen kunnen de meervoudige betekenissen van zo'n bijvoeglijk naamwoord inderdaad tot misverstanden leiden, en dan moet de zin natuurlijk opnieuw worden geformuleerd, maar dit geldt voor alle woorden met meervoudige betekenissen. De woordstammen van dergelijke bijvoeglijke naamwoorden zijn actief, maar vanwege de eigenschap-gerelateerde betekenis van de bijvoeglijke naamwoorden zou men kunnen denken dat de woordstammen eigenschap-gerelateerd zijn. Dan loop je het risico per ongeluk een IG-achtervoegsel toe te voegen aan de eenvoudige werkwoordsvormen door kaŝigi te gebruiken in plaats van kaŝi ("verbergen"), komplikigi in plaats van kompliki ("ingewikkeld maken"), korektigi in plaats van korekti ("corrigeren"), enzovoort. Dergelijke IG-vormen hebben echter andere, zeer speciale betekenissen: kaŝigi = "iemand iets laten verbergen", vekigi = "iemand wakker maken", komplikigi = "iemand iets ingewikkelder laten maken" enzovoort. Men moet ook niet denken dat de eenvoudige werkwoordsvormen de betekenis hebben "zo zijn". Korekti betekent niet "zonder fouten zijn", maar "zonder fouten maken". Kompliki betekent niet "(irritant) gecompliceerd zijn", maar "(irritant) ingewikkeld maken".

E-achtervoegsel

Een woord met een E-uitgang is een bijwoord. Een bijwoord lijkt erg op een bijvoeglijk naamwoord (eindigend op A). Een bijwoord zegt iets over een ander element van de zin dat geen zelfstandig naamwoord is.

  • tajlore = zoals een kleermaker, kleermaker-gerelateerd
  • krajone = zoals een potlood, met een potlood
  • labore = werk-gerelateerd, door middel van werk
  • blanke = net als de kleur wit
  • veturi rapide = snel rijden
  • strange granda = "vreemd groot", op een vreemde manier groot
  • ruĝe farbita = rood geverfd
  • reĝe konduti = "zich koninklijk gedragen, zich gedragen op een manier die kenmerkend is voor een koning"
  • reĝe riĉa = "rijk als een koning"
  • loĝi urbe = "wonen in de stad"
  • okazi tage = "overdag gebeuren"
  • konduti time = "zich angstig gedragen"

Werkwoordsuitgangen

I = "een bepaalde actie uitvoeren (of in een bepaalde staat verkeren), die nauw verband houdt met de betekenis van de woordstam". (De uitgang I vertegenwoordigt hier alle werkwoordsuitgangen: I, AS, IS, OS, US en U.)

Een actie-gerelateerde woordstam met een werkwoordsuitgang heeft altijd zijn eigen betekenis:

  • KURkuri = "rennen"
  • KONSTRUkonstrui = "construeren, bouwen"

Een werkwoord gemaakt van een niet-actie-gerelateerde woordstam toont een actie die op de een of andere manier dicht bij de woordstam-betekenis ligt. Vaak is het vrij duidelijk wat die actie is, maar soms kun je even twijfelen. Voor veel niet-actie-gerelateerde woordstammen heeft de traditie al bepaald welke actiebetekenis ze krijgen met een werkwoordsuitgang, maar sommige woordstammen zijn nooit in werkwoordsvorm gebruikt en is er nog niet besloten welke actiebetekenis ze zouden moeten hebben.

Als een stam zelf eigenschap of toestand aangeeft, betekent de werkwoordsvorm normaal gesproken 'zo zijn' of 'handelen met zo'n eigenschap':

  • RAPIDrapidi = snel handelen
  • AKTIVaktivi = actief handelen, actief zijn

Normaal gesproken betekent zo'n werkwoord niet "iĝi tia" (zo worden) of "igi tia" (zo doen/maken). De achtervoegsels en IG worden gebruikt om dergelijke betekenissen te creëren van woordstammen die horen bij eigenschappen en dingen.

Als de woordstam een gebruiksvoorwerp, apparaat of iets dergelijks weergeeft, betekent het werkwoord normaal gesproken 'een dergelijk gebruiksvoorwerp op de gewone manier gebruiken':

  • BROSbrosi (borstelen) = een borstel (op de normale manier) gebruiken
  • AŬTaŭti = autorijden, met de auto gaan

Als de stam een substantie aangeeft, betekent het werkwoord normaal gesproken 'voorzien van zo'n substantie':

  • AKVakvi = voorzien van water, water gieten (op iets)
  • ORori = bedekken met goud

In dergelijke werkwoorden wordt soms het achtervoegsel UM gebruikt, vaak onnodig.

Als de woordstam een persoon, mens weergeeft, betekent het bijbehorende werkwoord normaal gesproken "handelen als zo'n persoon", "zich gedragen als zo'n persoon":

  • TAJLORtajlori = werken als kleermaker, naaien als een kleermaker
  • GASTgasti = gast zijn (bij iemand), ergens verblijven als gast

Dier-woordstammen en verschillende woordstammen van fenomenen betekenen in werkwoordsvorm "zich gedragen als zo'n dier of fenomeen":

  • HUNDhundi = zich gedragen als een hond, leven als een hond
  • SERPENTserpenti = gaan als een slang
  • ONDondi = golfbewegingen maken

Diverse stamwoorden krijgen een werkwoordsbetekenis die niet kan worden verklaard door een andere regel dan de volkomen algemene regel, namelijk dat ze een werkwoordsbetekenis krijgen die op de een of andere manier nauw verwant is aan de betekenis van de stam:

  • FIŜfiŝi = fiŝkapti = visvangen, proberen vissen te vangen, vissen
  • POŜTpoŝti = (bijvoorbeeld een brief) afgeven bij het postkantoor of in een brievenbus doen
  • ORIENTorienti = oriënteren, de positie (van iets) (ten opzichte van het oosten) bepalen of vastleggen

Specificerende voorvoeg-elementen

Woordstammen (en kleine woorden) worden vaak samengevoegd om samengestelde woorden te creëren. Het meest voorkomende type samengestelde woorden wordt hier combinatie genoemd. Zo'n woord bestaat uit twee delen: een hoofdelement, dat de algemene betekenis van het woord geeft, en specificerend voorvoeg-element, dat de algemene betekenis specifieker maakt.

Van het hoofdelement ŜIP kun je bijvoorbeeld de volgende combinaties maken (altijd met een "neutraal" O-einde):

  • vaporŝipo = stoomboot
  • balenŝipo = een type schip dat speciaal is gebouwd om op walvissen te jagen
  • aerŝipo (luchtschip) = een type schip dat in de lucht reist in plaats van in het water

De basisbetekenis van deze combinaties is altijd "schip". Verschillende typen schepen onderscheiden zich door verschillende voorvoeg-elementen. De voorvoeg-elementen zijn zeer divers. VAPOR toont de manier waarop het scheepstype wordt voortbewogen, BALEN toont een doel voor het gebruik van het scheepstype, AER toont de locatie waar het gebruikt wordt.

Meestal onderscheiden voorvoeg-elementen verschillende typen. Soms gaat het echter niet om een ​​soort, maar om een ​​deel van het hoofdelement, bijvoorbeeld: antaŭbrako (onderarm) = "dat deel van de arm dat zich het meest voor het lichaam bevindt"; Orient-Eŭropo (Oost-Europa) = "het oostelijke deel van Europa".

Een combinatie gedraagt ​​zich als een eenvoudige woordstam. Het kan elk einde krijgen: vaporŝipo, vaporŝipa, vaporŝipe, vaporŝipi; rondiro, rondira, rondire, rondiri; piediro, piedira, piedire, piediri; helruĝo, helruĝa, helruĝe, helruĝi.

Uit combinaties kunnen nieuwe combinaties gemaakt worden:

  • vaporŝipasocio = stoomschipvereniging, "vereniging die zich bezighoudt met stoomschepen". Het hoofdelement is de woordstam ASOCI. Een specificerend voorvoeg-element is de combinatie VAPORŜIP.
  • vaporŝipasociano = stoomschipverenigingslid = "lid van een stoomschipvereniging". Een hoofdelement is de woordstam AN. Het voorvoeg-element is de combinatie VAPORŜIPASOCI.
  • ŝarĝvaporŝipo = vrachtstomer, "stoomschip gebruikt om vrachten te vervoeren". Hoofdelement is de combinatie VAPORŜIP. Voorvoeg-element is de woordstam ŜARĜ.

Een combinatie van verschillende woordstammen kan in theorie meerdere betekenissen hebben. Geen enkele grammaticale regel legt uit dat bijvoorbeeld een ŝarĝvaporŝipo gelijk is aan ŝarĝ-vaporŝipo in plaats van ŝarĝvapor-ŝipo ("een schip dat op de een of andere manier te maken heeft met vrachtstoom", onzin). Men moet gewoon voor zichzelf begrijpen welke van de verschillende theoretisch mogelijke analyses en betekenissen de juiste is. Verwarringen komen in de praktijk zelden voor. Schriftelijk kunnen, indien nodig, koppeltekens worden gebruikt voor de duidelijkheid, zoals in ŝarĝ-vaporŝipo. Over het algemeen kunnen combinaties met meer dan drie of vier wortels te moeilijk zijn. In plaats van vaporŝipasocimembrokunvenejo kan bijvoorbeeld beter gezegd worden: kunvenejo por membroj de vaporŝipasocio (= "een ontmoetingsplaats voor leden van een stoombootvereniging").

Verbindende uitgangen

Na een specificerend voorvoeg-element kunt u een verbindende O-uitgang plaatsen om de uitspraak of het begrijpen van de combinatie te vergemakkelijken: puŝoŝipo, aeroŝipo, sangoruĝo, enzovoort.

U gebruikt geen verbindings-uitgang in combinaties waarbij het voorgaande element natuurlijkerwijs een bijvoeglijk naamwoord wordt, als u de combinatie scheidt, bijvoorbeeld: dikfingro (duim) = "fingrospeco, kiu kutime estas pli dika ol la aliaj fingroj". Het is nauwelijks mogelijk om de betekenis op een natuurlijke manier uit te leggen met het woord diko. Daarom zeggen ze niet dikofingro, en ook niet dikafingro, maar wel indien nodig dika fingro. Hetzelfde is het geval met actiewoorden, waarbij het specificerende voorvoeg-element een eigenschap toont die het resultaat is van de actie: ruĝfarbifarbi ruĝa, farbi tiel ke io fariĝas ruĝa; plenŝtopiŝtopi plena. Ook in dergelijke combinaties wordt geen verbindende uitgang gebruikt. Evenzo gebruikt men bij actiecombinaties, waarbij het voorvoeg-element de manier van de actie aangeeft, meestal geen verbindende uitgang, maar geeft men er de voorkeur aan de combinatie te scheiden wanneer dat nodig is: laŭtlegilegi laŭte.

Vormen zoals nigra-blanka zijn geen combinaties, maar twee afzonderlijke woorden die samen zijn geschreven voor een speciale betekenis.

Als het voorgaande element een onveranderlijk bijwoord is (een woord dat geen uitgang nodig heeft), gebruik je normaal gesproken geen verbindende uitgang. Indien nodig kunt u echter een verbindende E-uitgang gebruiken: postsignopostesigno (vereenvoudigt de uitspraak), postuloposteulo (vereenvoudigt het begrip). Dit gebeurt echter slechts zeer zelden.

Andere uitgangen dan E kunnen alleen na een voorvoeg-'klein woordje' verschijnen als dit een noodzakelijke betekenis toevoegt: unuaeco = "de eigenschap om de eerste te zijn" (unueco = "eenheid"), antaŭeniri = "vooruit gaan" (antaŭiri = "voor iets gaan"). De verbinding EN (E + N) wordt soms ook gebruikt na woordstam-voorvoeg-elementen: supreniro, ĉieleniro (of ĉieliro), hejmenvojaĝo (of hejmvojaĝo).

E als verbindende uitgang verschijnt soms, wanneer het voorvoeg-element de woordstam MULT is: multe-nombro.

In combinaties van een actie-woordstam gevolgd door POV, VOL of DEV wordt I normaal gesproken gebruikt als een verbindende uitgang: pagipova, vivivola, pagideva. Het is beter om dergelijke vormen als zinwoorden uit te leggen. O kan ook in dergelijke woorden worden gebruikt: pagopova, vivovola, pagodeva. Dan zijn het combinaties, maar O in zulke woorden komt minder vaak voor. In principe zouden ze ook gebruikt kunnen worden zonder een verbindende uitgang: pagpova, vivvola, pagdeva, maar dergelijke vormen worden in de praktijk nauwelijks gebruikt.

Als het hoofdelement een achtervoegsel is, of als het voorvoeg-element een voorvoegsel is, wordt er geen verbindende uitgang gebruikt.

In een ander type compositie, zinwoorden, worden verbindende uitgangen volgens andere regels gebruikt.

Kleine woordjes in combinaties

Sommige kleine woordjes worden vaak gebruikt met uitgangen. U kunt ook een specificerend voorvoeg-element aan dergelijke woordjes toevoegen:

  • milmilojarmilo - mil → milo → jarmilo (millennium, duizend jaar)

    = duizend jaar (millennium)

  • jesjesokapjeso - jes (ja) → jeso (toestemming, instemming) → kapjeso (ja-knik, jaknik)

    = een knik met het hoofd om ja te zeggen zonder woorden, blijk van instemming door het hoofd kort voorover te kantelen

Uitleg van combinaties

De betekenis van een combinatie kan vaak worden uitgelegd met behulp van een voorzetsel:

  • aerŝipo = "ŝipo por aero" (luchtschip = "schip voor (in de) lucht")
  • lignotablo = "tablo el ligno" (een houten tafel = "een tafel van hout")
  • skribtablo = "tablo por skribo" (een schijftafel = "een tafel om aan te schrijven")
  • piediro = "iro per piedoj" (het lopen = "het te voet gaan")

Maar niet alle combinaties zijn op die manier uit te leggen. Sommige hebben een meer gecompliceerde uitleg nodig:

  • < vaporŝipo = "een schip dat wordt aangedreven door een stoommachine of een stoomturbine." (Een "schip gemaakt van stoom" is onzin.)
  • dikfingro = duim, "dergelijke vinger, die meestal dikker is dan de andere vingers" ("dikke vinger" is onzin).
  • sovaĝbesto = "een dier dat wordt gekenmerkt door zijn wildheid/woestheid" ("dier van de woestheid" of "dier van het wilde" slaat in Esperanto nergens op, maar toevallig kan je in het Nederlands wel spreken over "een dier uit het wild").

Veel onuitgesproken ideeën kunnen verborgen zijn in een samengesteld woord. Een combinatie bestaat uit een hoofdelement, dat de basisbetekenis geeft, en een voorvoeg-element, dat een bepaald kenmerk vertoont, maar een combinatie is geen volledige definitie van de betekenis. De werkelijke betekenis van een combinatie hangt niet alleen af ​​van de betekenis van de onderdelen, maar ook van de taalkundige traditie.

Vaak twijfelt men tussen bijvoorbeeld lada skatolo (blikken doos) en ladskatolo, sovaĝa besto (wild dier) en sovaĝbesto, dikfingro (duim) en dika fingro (dikke vinger) . Vaak kunnen beide vormen zonder onderscheid worden gebruikt, maar er is nog steeds een essentieel verschil tussen combinaties en woordgroepen van twee woorden met een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord. Als je een combinatie maakt, creëer je een woord voor een speciaal idee, voor een bepaalde soort. Het wordt een idee genoemd dat om de een of andere reden als afzonderlijk wordt gezien, dat om de een of andere reden zijn eigen woord nodig heeft. Wanneer een zelfstandig naamwoord wordt gebruikt met een epitheton, vertoont het normaal gesproken alleen een "af en toe" of "toevallige" eigenschap:

  • Lada skatolo is een doos van welke soort dan ook. Dat doosje heeft "toevallig" iets met blik te maken. Op welke manier het verband houdt met blik, kan alleen de context uitwijzen. Misschien is het gemaakt van blik, misschien bevat het blik, enzovoort. Ladskatolo is echter een bepaald type doos. De exacte betekenis van ladskatolo werd bepaald door de taalkundige traditie: "een hermetisch gesloten blikken doos waarin eten of drinken wordt bewaard".
  • Sovaĝa besto is een (enkel) beest, dat "toevallig" wild is. Of dat diens normale staat is, weet men niet. Sovaĝbesto is een bepaalde diersoort, waarvan wild-zijn een typische eigenschap is.
  • Dikfingro (duim) is een bepaald type vinger, zo genoemd omdat hij normaal gesproken dikker is dan de andere vingers. Dika fingro kan elke vinger zijn (dikfingro (duim), montrofingro (wijsvinger), mezfingro (middelvinger), ringfingro (ringvinger ), etfingro (pink)) die 'toevallig' dik is. Een "dikfingro" kan dik of dun zijn, maar het blijft een duim.

Een specificerend voorvoeg-element laat dus zien hoe de soort is, niet hoe het individu is. Een bijvoeglijk naamwoord laat normaal gesproken zien hoe het individu is, maar het kan ook laten zien wat de soort is, afhankelijk van de context. Daarom kunnen bijvoeglijk naamwoorden ook worden gebruikt om typen te benoemen. Je kunt dika fingro zeggen in plaats van dikfingro. Je kunt vapora ŝipo zeggen in plaats van vaporŝipo. Het is mogelijk om sovaĝa besto te zeggen in plaats van sovaĝbesto. Maar het kan niet andersom, want niet elke dika fingro (dikke vinger) is een dikfingro (duim), niet elk vapora ŝipo (stoom-gerelateerd schip) is een vaporŝipo (stoomschip) en niet elk sovaĝa besto (wild-doend dier) is een sovaĝbesto (wild dier).

Het is een veelvoorkomende misvatting dat je geen combinaties kunt maken waarin het voorgaande element een eigenschap-gerelateerde woordstam is. Dergelijke woorden worden zelfs regelmatig gebruikt, b.v. altlernejo (hogeschool), altforno (hoogoven), dikfingro (duim), sekvinberoj (rozijnen, "droge druiven"), solinfano (enig kind), sovaĝbesto (wild dier), sanktoleo (chrisma, heilige olie) en vele andere. Ze zijn helemaal correct. Maar je kunt een zelfstandig naamwoord niet zomaar samenvoegen met een bijvoeglijk naamwoord, tenzij je iets speciaals nastreeft. Je zou niet belfloro moeten zeggen als je gewoon bela floro bedoelt.

Velen denken dat het niet mogelijk is om combinaties te maken waarvan het hoofdelement een actie weergeeft en waarvan het voorvoeg-element een object van die actie weergeeft, bijvoorbeeld: leterskribi ("briefschrijven"), voĉdoni ("stemmen", een stem uitbrengen), domkonstrui ("huisbouwen"). Dat klopt echter niet. In dergelijke combinaties is het voorvoeg-element geen gewoon object, maar vertoont het een kenmerk van een actie-soort. Dergelijke combinaties verschillen aanzienlijk van de uit twee woorden bestaande uitdrukkingenskribi letero(j)n, doni voĉo(j)n enz. In skribi leteron toont het object "brief" een concreet object van het schrijven, terwijl in leterskribi LETER alleen het type schrijven kenmerkt (ook "een brief", maar niet als concreet object). Vergelijkbare werkwoorden hebben de betekenis van proberen: fiŝkapti= "proberen vis te vangen". Dergelijke werkwoorden moeten worden uitgelegd als frase-woorden.

Een woord maken van een frase

Een frase (een groep verwante woorden) kan worden samengevoegd tot een samenstelling door een achtervoeg-element toe te voegen. Dit wordt fraseformulering genoemd. Het resultaat is een frase-woord. Alleen de belangrijkste elementen uit de oorspronkelijke zin blijven behouden. Uitgangen en andere minder belangrijke elementen worden normaal gesproken weggelaten. Om de uitspraak of het begrip te vergemakkelijken, kunt u nog steeds de woordklasse-uitgang van de oorspronkelijke zin behouden, maar J-uitgangen en N-uitgangen worden niet behouden.

  • sur tablo → [sur tablo]-A → surtabla - op tafel
  • inter (la) nacioj → [inter nacioj]-A → internacia - tussen naties, tussen landen → internationaal
  • dum unu tago → [unu tago]-A → unutaga - voor één dag → eendags, eendaags
  • en la unua tago → [unua tago]-A → unuataga - op de eerste dag
  • sur tiu flanko → [tiu flanko]-E → tiuflanke - aan die kant
  • sur tiu ĉi flanko → [ĉi flanko]-E → ĉi-flanke - aan deze kant
  • en tiu maniero → [tiu maniero]-E → tiumaniere - op die manier
  • en tiu ĉi maniero → [ĉi maniero]-E → ĉi-maniere - op deze manier
  • Li staris tutan horon apud la fenestro.Li staris tuthore [tutahore] apud la fenestro. - Hij stond een heel uur bij het raam. → Hij stond het hele uur bij het raam.
  • povas pagipagi povas → [pagi povas]-A → pagipova - kan betalen → met de mogelijkheid om te betalen

    = zodanig dat men kan betalen

Wanneer een zin is verwoord met een werkwoordsuitgang of O-uitgang, vertegenwoordigt de uitgang een of ander verborgen idee. Wat het einde vertegenwoordigt, moet voor elk van deze woorden afzonderlijk worden geleerd:

  • per laboro → [per laboro]-(akiri)-I → perlabori - door werk → verdienen

    = verkrijgen door middel van werken. De werkwoordsuitgang vertegenwoordigt het verborgen idee van "krijgen". Perlabori komt op geen enkele manier van het werkwoord labori, maar van de uitdrukking per laboro. Bij labori is de actiebetekenis gewoon LABOR. Bij perlabori is de actie 'akiri' (= "verkrijgen, verwerven, behalen").

  • fiŝojn kapti → [fiŝojn kapti]-(provi)-I → fiŝkapti - vissen vangen → visvangen

    = proberen vissen te vangen, "vissen"

  • tri anguloj → [tri anguloj]-(figuro)-O → triangulo - drie hoeken → driehoek

    = de meetkundig figuur "driehoek"

  • sub tegmento → [sub tegmento]-(ĉambro/loko)-O → subtegmento - onder dak → zolder

    = een kamer of plaats onder het dak (niet subtegmentejo, want wat vóór het achtervoegsel EJ verschijnt, moet iets laten zien dat zich bevindt of gebeurt op de plaats)

  • per fortoj → [per fortoj]-(trudo)-O → perforto - door middel van krachten → geweld, geweldpleging

    = het met geweld opleggen van de eigen wil

  • unu tago kaj unu nokto → [unu tago (kaj) unu nokto]-(periodo)-O → tagnokto - een dag en een nacht → een etmaal

    = periode van 24 uur (synoniemen: diurno = tagnokto)

  • la pli multaj → [pli multaj]-(grupo)-O → plimulto - de meeste → meerderheid

    = een groep die talrijker is (dan andere)

  • mil jaroj → [mil jaroj]-(periodo)-O → miljaro - duizend jaar → millennium

    = een periode van duizend jaar. De combinatie jarmilo en het frase-woord miljaro hebben exact dezelfde betekenis. Beide zijn correct, maar ze zijn gebaseerd op twee verschillende principes. Combinaties komen over het algemeen echter vaker voor en zijn eenvoudiger, en daarom werd uiteindelijk de jarmilo-combinatie populairder.

Frase-woorden kunnen ook gebruikt worden als voorvoeg-elementen van combinaties. Meestal is het hoofdelement een achtervoegsel:

  • la sama ideo → [sama ideo]-AN-O → samideano - hetzelfde idee → gelijkgestemde

    = een aanhanger van hetzelfde idee

  • altaj montoj → [altaj montoj]-AR-O → altmontaro - hoge bergen → hoogland

    = een verzameling hoge bergen

  • sub (la) maro → [sub maro]-ŜIP-O → submarŝipo - onder (de) zee → onderzeeër

    = een schip dat onder de oppervlakte van de zee kan gaan

  • en liton → [en liton]-IG-I → enlitigi - naar bed → naar bed brengen

    = "igi en liton" (in bed doen), meti en liton (in bed leggen)

Een extremere en zeldzamere vorm van samenstelling is woordvorming van citaten. Bij een dergelijke woordvorming, lijkend op het idee "frase-woord", wordt een woord gemaakt van een hele uiting (feitelijk of denkbeeldig). Men houdt dan altijd de volledige woorden van het originele citaat samen met alle eindes: "Vivu!" → [vivu]-(krii)-I → vivui = "vivu!" roepen, iemand begroeten met de kreet "vivu!". Merk op dat het U-uiteinde blijft. Gewone woorden kunnen niet twee woordklasse-uitgangen achter elkaar hebben. Maar vivui is geen gewoon woord. Het is een woord dat gevormd is van een citaat en de U-uitgang is absoluut noodzakelijk voor de betekenis. "Ne forgesu min!" → [ne forgesu min]-(floro)-O → neforgesumino = "vergeet-me-nietje", het type bloem myozote (de blauwe kleur, wat een symbool is van liefdevolle trouw, gaf deze extra naam aan myozotes)

Affixen (voor- en achtervoegsels)

Een kleine groep woordstammen (ongeveer 40) worden affixen genoemd. Het zijn woordstammen die voornamelijk in samengestelde woorden worden gebruikt. Sommige zijn suffixen – achtervoegsels. Ze verschijnen na andere woordstammen. Andere zijn prefixen – voorvoegsels. Ze verschijnen voor andere woordstammen.

Met name de traditie heeft bepaald welke woordstammen affixen worden genoemd. Je zou echter kunnen zeggen dat een affix een woordstam is, waarvoor speciale regels gelden in de woordvorming. Sommige van de traditionele affixen zijn volgens die definitie gewone woordstammen. In de vorige uitleg van het gewone vocabulaire waren er enkele voorbeelden met woordstammen, die traditioneel affixen werden genoemd.

De meeste achtervoegsels fungeren als het hoofdelement van een combinatie. Wat voor het achtervoegsel staat, is een specificerend voorvoeg-element. Maar voor de meeste achtervoegsels is er een speciale regel die de mogelijke relaties tussen het hoofdelement en het voorvoeg-element beperkt. Voor gewone woordstammen zijn dergelijke beperkingen er niet.

De achtervoegsels AĈ, ĈJ, EG, ET, IN, NJ en UM gedragen zich echter helemaal niet zo. Woorden gemaakt met deze achtervoegsels zijn geen combinaties of zinsdelen. Die achtervoegsels zijn dus echte affixen.

De meeste voorvoegsels fungeren als een specificerend voorvoeg-element van een combinatie. Wat achter het voorvoegsel staat, is een hoofdelement waarvan de betekenis op de een of andere manier wordt gespecificeerd door het voorvoegsel. Maar normaal gesproken is er een speciale regel die de mogelijke relaties tussen het voorvoegsel en het hoofdelement beperkt.

De voorvoegsels GE en MAL gedragen zich echter niet op deze manier. GE en MAL veranderen de betekenis van het volgende element zozeer dat het niet kan worden uitgelegd als een gewone combinatie (en ook niet als een frase-woord). GE en MAL zijn dus echte affixen.

In principe kan elke affix-woordstam ook gebruikt worden als gewone woordstam. Sommige affixen worden zelfs heel vaak op deze manier gebruikt. Anderen, bijvoorbeeld ĈJ en NJ, worden uiterst zelden gebruikt als gewone woordstammen. Enkele voorbeelden van dergelijk gebruik komen voor in de volgende uitleg over de verschillende affixen.

Bij een affix gebruikt men normaal gesproken geen combinerende uitgang zoals in dormoĉambro. Men zegt bijvoorbeeld niet ekokuri, eksosekretario, ŝipoestro. Een verbindende uitgang wordt alleen gebruikt met een achtervoegsel als dit min of meer essentieel is voor de betekenis of het begrip, bijvoorbeeld unuaeco, antaŭenigi, posteulo.

De deelwoordachtervoegsels ANT, INT, ONT, AT, IT en OT gedragen zich iets anders.

Sommige wortels, die normaal gesproken niet als affixen worden geclassificeerd, gedragen zich in sommige opzichten toch op dezelfde manier als voor- of achtervoegsels. Ze kunnen affix-achtige elementen worden genoemd.

Terug naar boven