Een bijwoord benoemt een manier, een plaats, een tijdstip, een hoeveelheid, en dergelijke. Bijwoorden hebben in het Esperanto de uitgang -E:
- rapide = op een snelle manier, met snelheid
- bele = op een mooie manier, met schoonheid
- urbe = in de/een stad/steden
- hejme = thuis
- tage = overdag
- matene = 's morgens
- lunde = 's maandags, elke maandag
- normale = normaal gezien, in het normale geval
- multe = in grote hoeveelheid
- alveninte = na aankomst
Bij bijwoorden van plaats kan de uitgang -N van de richtings-accusatief voorkomen: urben (naar de stad), hejmen (naar huis). Maar een bijwoord kan nooit de uitgang -J krijgen.
Voor de trappen van vergelijking wordt een bijwoord samen met de woordjes pli en plej gebruikt.
Gebruik van bijwoorden
Een bijwoord kan fungeren als een bijvoegsel van een werkwoord:
-
Ili manĝas rapide. - Zij eten snel.
Rapide is een bijvoegsel bij manĝas, en geeft de manier van eten aan.
-
Urbe troviĝas multaj restoracioj. - In de stad bevinden zich vele restaurants.
Urbe is een bijvoegsel bij troviĝas, en geeft de plaats aan.
Een bijwoordelijk bijvoegsel kan ook betrekking hebben op een volledige zin:
-
Kompreneble mi iros. - Vanzelfsprekend zal ik gaan.
Kompreneble slaat op de hele zin. Dit woord geeft hier niet de wijze van gaan aan, maar becommentariëert het feit dat ik ga. Dat feit is vanzelfsprekend.
Een bijwoord kan fungeren als beschrijver van een bijvoeglijk naamwoord, van een ander bijwoord en van een bijwoord-achtig woordje:
- Ĝi estas sufiĉe granda. - Het is voldoende groot.
- Li manĝas terure multe. - Hij eet vreselijk veel.
- Ili revenos treege baldaŭ. - Zij zullen zeer spoedig terugkomen.
Een bijwoord kan ook een predicatieve beschrijving van een werkwoord in de onbepaalde wijs of van een deelzin zijn:
-
Estas amuze labori. - Werken is leuk.
Amuze beschrijft het woord labori.
- Multe maĉi estas necese por bona digesto. - Veel kauwen is nodig voor een goede spijsvertering.
Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden lijken erg op elkaar. Datgene wat je wilt beschrijven, bepaalt of je een bijvoeglijk naamwoord dan wel een bijwoord moet gebruiken.
Bijwoorden van hoeveelheid kunnen gebruikt worden alsof het zelfstandige naamwoorden zijn: Tie loĝas multe (= multo) da stranguloj.
Bijwoord-achtige woordjes
Bepaalde Esperantowoorden kunnen een bijwoord-rol hebben in een zin, maar niet de E-uitgang hebben. Dat zijn de tabelwoorden op E, EL, OM, AM en AL, de woordjes pli en plej, het woordje ne, de woordjes ĉi, for, ankoraŭ, baldaŭ, hodiaŭ, hieraŭ, morgaŭ, jam, ĵus, nun, plu, tuj, ajn, almenaŭ, ankaŭ, apenaŭ, des, do, eĉ, ja, jen, jes, ju, kvazaŭ, mem, nur, preskaŭ, tamen, tre en tro. Bijwoord-achtige woordjes zijn in feite daadwerkelijk bijwoorden, maar in deze grammatica worden ze bijwoord-achtige woordjes genoemd om ze duidelijk te onderscheiden van de bijwoorden die de uitgang -E hebben.