Naar de inhoud

Binnen een zin kan een andere zin staan ​​die als zinsdeel een rol speelt in de hoofdzin. Zo'n ondergeschikte zin wordt een bijzin genoemd. Bijzinnen hebben meestal geen rolindicator. Een bijzin begint normaal gesproken met een inleidend woord, onderschikkend voegwoord:

Andere ondergeschikte voegwoorden zijn se (als), ĉar (omdat), dum (terwijl), ĝis (tot), kvankam (hoewel), kvazaŭ (alsof), ol (dan [vergelijking]) en apenaŭ (nauwelijks).

Ke

Het voegwoord ke geeft niet direct één of andere betekenis aan. Het duidt alleen op het begin van de bijzin, die geen ander voegwoord heeft. Een ke-zin kan veel diverse functies in de zin hebben. De functie in de zin kan men laten blijken, als men de ke-zin vervangt door het tabelwoord tio. Soms gebuikt men het woordje tio en de ke-zin samen, vooral als men de functie van de ke-zin moet aangeven d.m.v. een voorzetsel.

Ke-zinnen als onderwerp, object of bepaling

  • Okazis, ke la reĝino mortis.Tio okazis. - Het gebeurde dat de koningin stierf. → Dat is gebeurd.
  • Ŝajnas, ke pluvos.Tio ŝajnas. - Het ziet ernaar uit dat het gaat regenen. → Dat lijkt zo.
  • Estas vero, ke ŝi havis sur si pantoflojn.Tio estas vero. - Het is waar dat ze pantoffels droeg. → Dat is waar.
  • Kompreneble, ke mi lin amas. - Natuurlijk hou ik van hem.

    De persoonsvorm is geïmpliceerd: Estas kompreneble, ke mi lin amas.Tio estas komprenebla. Kompreneble heeft een E-uitgang, omdat het een predicatieve beschrijving is van een bijzin. Wanneer u kiest voor tio, moet u ook de wijziging doen naar komprenebla (met A-uitgang).

  • Diru al la patro, ke mi estas diligenta.Diru tion al la patro. - Zeg de vader dat ik ijverig ben. → Vertel dat aan de vader.
  • Mi volas ke vi tien iru.Mi volas tion. - Ik wil dat je daarheen gaat. → Dat wil ik.
  • Se li scius, ke mi estas tie ĉi, li tuj venus al mi.Se li scius tion... - Als hij wist dat ik hier was, zou hij meteen naar me toe komen. → Als hij dat wist...
  • Subite li aŭdis, ke iu alrajdas de la vojo al la domo.Subite li aŭdis tion. - Plotseling hoorde hij iemand vanaf de weg naar het huis komen rijden. → Plotseling hoorde hij dat.
  • Mi pensas, ke ne.Mi pensas tion. - Ik denk het niet. → Ik denk dat.

    De bijzin is drastisch ingekort vanaf bijvoorbeeld ...ke tiel ne estas = "...dat het niet zo is".

  • Li vekiĝis per tio, ke iu lin skuis. = Li vekiĝis per skuado. - Hij werd wakker doordat iemand hem schudde. = Hij werd wakker door geschud.
  • Tiam ŝi ekploris pro tio, ke ŝi estas tiel malbela. = Tiam ŝi ekploris pro sia malbeleco. - Toen begon ze te huilen omdat ze zo lelijk was. = Toen begon ze te huilen vanwege haar lelijkheid.
  • Via patro neniam povis ekrigardi vin sen tio, ke li batus sin en la bruston kaj ĝemus. = ...sen brustobatado kaj ĝemado. - Je vader kon je nooit aankijken zonder dat hij zich op de borst zou slaan en zou kreunen. = ...zonder kloppen op de borst en kreunen.
  • Ne por tio mi estas ĉi tie, ke mi alportadu manĝon al la loĝantoj. = Mi estas ĉi tie ne por alportado de manĝo al la loĝantoj. - Dat is niet waarom ik hier ben, om eten naar de bewoners te brengen. = Ik ben hier niet om voedsel naar de bewoners te brengen.

Als het voorzetsel pri is, kan men het weglaten (en het hulpwoord tio):

  • Ili nin kulpigas, ke ni agas maljuste. = Ili nin kulpigas pri tio, ke... - Ze beschuldigen ons van onrechtvaardig handelen.
  • Petu ŝin, ke ŝi sendu al mi kandelon. = Petu ŝin pri tio, ke... - Vraag haar om me een kaars te sturen.

Het voorzetsel por plaatst men normaliter net voor de ke-zin zonder hulpwoord tio. De volledige uitdrukking por tio ke gebruikt men heel zelden. Men gebruikt ook anstataŭ net voor ke, en soms malgraŭ, krom en sen:

  • Jen prenu ankoraŭ du panojn kaj unu ŝinkon, por ke vi ne bezonu malsati. - Hier, neem nog twee broden en een ham, zodat je geen honger hoeft te hebben.
  • Ŝi tuj lavis sian kruĉon kaj ĉerpis akvon en la plej pura loko de la fonto kaj alportis al la virino, ĉiam subtenante la kruĉon, por ke la virino povu trinki pli oportune. - Ze waste onmiddellijk haar kruik en putte (schepte) water uit de zuiverste plaats van de bron en bracht het naar de vrouw, waarbij ze de kruik altijd ondersteunde zodat de vrouw gemakkelijker kon drinken.
  • Anstataŭ ke ĉiu lernas diversajn lingvojn, ĉiuj ellernadu unu saman lingvon. - In plaats van dat iedereen verschillende talen leert, zou iedereen (een) dezelfde taal moeten leren.
  • Li klopodis daŭrigi, malgraŭ ke li estis tre laca. Malgraŭ (tio) ke = kvankam. - Hij probeerde door te gaan, ondanks dat hij erg moe was.
  • Mi nenion pli postulus, krom ke oni montru al mi sindonecon kaj estimon. - Ik zou niets meer eisen dan dat men mij onbaatzuchtigheid en respect toont.
  • Vi ne povas ĝin tuŝi, sen ke ĝi rompiĝus. - Je kan het niet aanraken zonder dat het zou breken.

Soms gebruikt men een eenvoudige ke-zin zonder por in plaats van por (tio) ke:

  • Ŝi bone lin kovris, ke li ne malvarmumu denove. = ...kovris por ke li ne malvarmumu denove. - Ze bedekte hem goed zodat hij niet weer verkouden zou worden. = ...bedekte zodat hij niet weer verkouden zou worden.
  • Tie estis unu riĉa virino, kiu retenis lin, ke li manĝu ĉe ŝi. = ...por ke li manĝu ĉe ŝi. - Er was daar een rijke vrouw die hem ervan weerhield om met haar te eten. (Merk op: ŝi gaat over iemand anders dan de rijke vrouw, want anders had "si" gebruikt moeten worden.)

Alleen por ke, malgraŭ ke, anstataŭ ke, krom ke en sen ke zijn algemeen geaccepteerd. Maar alleen ongebruikelijkheid is het argument tegen zinnen zoals: Ni parolis, pri ke la prezoj ĉiam altiĝas. = "We spraken over dat de prijzen altijd stijgen." Oni argumentis, kontraŭ ke ili ekloĝu en la urbo. = "Men sprak zich negatief uit over (het idee) dat ze zich zouden vestigen in de stad." Li sukcesis eskapi, pro ke vi dormis. = "Hij slaagde erin te ontsnappen, omdat jij sliep." Tio okazis, antaŭ ke mi naskiĝis. = "Dat gebeurde voordat ik geboren werd." Ongebruikelijkheid is toch een sterk argument; men zou zich niet onnodig op een ongebruikelijke manier moeten uitdrukken met de kans dat anderen het niet begrijpen. Gebruik liever een hulpwoord tio: pri tio ke, kontraŭ tio ke, enzovoort. In plaats van antaŭ (tio) ke en post (tio) ke gebruikt men antaŭ ol en post kiam. Gebruik in plaats van pro ke liever pro tio ke, tial ke of ĉar.

Ke-zinnen als supplement

Vaak fungeert een ke-zin als een aanvulling die de betekenis van een woord uitlegt.

  • De s-ro Bourlet mi ricevis la sciigon, ke li ne volas publikigi la projekton en la "Revuo". - Van de heer Bourlet kreeg ik het bericht ("de kennisgeving") dat hij het project niet in "la Revuo" wil publiceren.
  • Ŝi estis plena de timo, ke la infano mortos. - Ze was vol angst dat het kind zou sterven.
  • Li metis la kondiĉon, ke oni ne instruu al ŝi la Kristanan religion. - Hij stelde als voorwaarde dat de christelijke religie niet aan haar onderwezen zou worden.
  • Tio estis la unua fojo, ke ŝi nomis ŝin sia filino. - Dat was de eerste keer dat ze haar haar dochter noemde.

    Velen gebruiken kiam in plaats van ke in dit soort zinnen. Ke is meestal geschikter, omdat een dergelijke ke-zin meestal niet laat zien wanneer de gebeurtenis plaatsvond, maar de inhoud van de gebeurtenis uitlegt.

  • Estis tia ventego, ke la tegoloj deflugis de la tegmentoj. - Het waaide zo hard dat de dakpannen van de daken vlogen.
  • Ili ambaŭ estis tiel malagrablaj kaj tiel fieraj, ke oni ne povis vivi kun ili. - Ze waren allebei zo onaangenaam en zo trots dat men niet met ze kon leven.
  • Ili enpakis tiom da libroj, ke ili ne povis ĉion porti. - Ze hadden zoveel boeken ingepakt dat ze ze niet allemaal konden dragen.
  • Vi ne estas kulpa, ke vi fariĝis tio, kio vi estas. = ...kulpa pri tio, ke... - Het is niet jouw schuld dat je bent geworden wat je bent. = ...schuldig aan het feit dat...
  • Ŝi estis tute certa, ke tio estos plenumita. = ...certa pri tio ke... - Ze was er helemaal zeker van dat dit zou lukken. = ...zeker over het (feit) dat...
  • Kiel feliĉa mi estas, ke mi ĝin scias! - Wat ben ik blij dat ik het weet!

    Hier geeft de ke-clausule een oorzaak aan. Je zou daarom in plaats van ke gebruik kunnen maken van ĉar.

  • Ĉion mi permesis al vi escepte, ke vi faru tion ĉi. = ...kun la escepto, ke vi faru tion ĉi. - Ik stond je alles toe, behalve dat jij dit zou doen. = ...met de uitzondering dat je dit zou doen.

Ke-zin als predicatief

Een ke-bijzin kan een predicatieve beschrijving kan zijn van een zelfstandig naamwoord:

  • La vero estas, ke mi amas vin. - De waarheid is dat ik van je hou.
  • La esenco de la sciigoj estis, ke al ili estas bone. - De kern van de berichten was, dat het goed met ze gaat.

Het weglaten van ke

Soms wordt ke weggelaten voor een bijzin, maar bijna alleen in indirecte spraak:

  • Mi diras al vi, ŝi ricevos. = Mi diras al vi, ke ŝi ricevos. - Ik zeg je: ze zal het krijgen. = Ik zeg je dat ze zal het krijgen.
  • La vetero baldaŭ malboniĝos, ŝajnas. = Ŝajnas, ke la vetero baldaŭ malboniĝos. - Het weer zal binnenkort slecht worden, zo lijkt het. = Het lijkt erop dat het weer binnenkort slecht wordt.

Vragende bijzinnen

Als een bijzin een vraag is, begint deze met ĉu of met een KI-woord. Vragende bijzinnen kunnen dezelfde zinsrollen hebben als ke-bijzinnen.

  • Diru, ĉu mi povos veni. - Zeg me of ik kan komen.

    De ĉu-vraag is een object van diru.

  • Ŝi ne sciis, ĉu ŝi nur sonĝisĉu tio estis efektivaĵo. - Ze wist niet of ze alleen maar droomde of dat het echt was.

    Er zijn twee objecten, beide zijn ĉu-vragen, gekoppeld door .

  • Ĉu tio estas roso aŭ larmoj, tion neniu povis vidi. - Of dat dauw of tranen waren, (dat) kon niemand zien.

    De ĉu-vraag is een object met een hulpwoord tio.

  • Li provis, ĉu la pordo estas nefermita. - Hij probeerde (te weten te komen) of de deur niet op slot was.

    De ĉu-vraag is het objekt van provis.

  • La tuta afero dependas de tio, ĉu ŝi venos aŭ ne. - Alles hangt ervan af of ze komt of niet.

    De vraag is een de-bepaling met het hulpwoord tio.

  • Mi dubas, ĉu vi estas feliĉa. - Ik betwijfel of je gelukkig bent.

    De vraag fungeert als pri-bepaling. = Mi dubas pri tio, ĉu...

  • Li faris al mi la demandon, ĉu mi bone fartas. - Hij vroeg mij of het goed met me gaat. (Beter: "Li demandis al mi, ĉu mi bone fartas.")

    De ĉu-vraag is een beschrijving van het woord demandon.

  • Mia sola demando al vi estas, ĉu vi amas min. - Mijn enige vraag aan jou is of je van me houdt.

    De vraag is een onderwerpspredicaat.

  • Kion ni nun faru, estas demando tre malfacila. - Wat we nu moeten doen is een heel moeilijke vraag.

    De KI-vraag fungeert als onderwerp van estas.

  • Mi montris al la infano, kie kuŝas ĝia pupo. - Ik liet zien aan het kind, waar zijn/haar pop lag.

    De vraag is een object van montris.

  • Mi volus scii, kiom de la ŝtofo ili jam pretigis. - Ik zou graag willen weten hoeveel van de stof ze al hebben voorbereid.

    De vraag is een object van scii.

  • Mi ne scias, ĝis kiam ili restos ĉi tie. - Ik weet niet tot wanneer ze hier zullen blijven.

    De vraag, startend met "ĝis kiam...", is een object.

  • Kiel longe ni estis en la malliberejo, tion mi ne scias. - Hoe lang we in de gevangenis waren/zaten, weet ik niet.

    De vraag (startend met "Kiel longe...") is het object, met hulpwoord tio.

  • Nun mi venis, por informi vin, kio estos kun via popolo en la estonta tempo. - Nu ben ik gekomen om u te vertellen wat er de komende tijd met uw volk zal gebeuren.

    De vraag is een pri-bepaling, maar pri tio is weggelaten: ...por informi vin pri tio, kio estos...

  • La demando pri tio, kia estos la formo de tiu lingvo, estas por mi afero negrava. - De vraag wat de vorm van die taal zal zijn, is voor mij onbelangrijk.

    De vraag is een directe beschrijving van la demando met de hulp van tio.

In sommige talen wordt in bijzinnen hetzelfde woord gebruikt voor ĉu en voor se. In het Esperanto moet men onderscheid maken. Ĉu geeft een vraag weer. Se geeft een voorwaarde weer. Het verschil in betekenis is erg groot:

  • Morgaŭ li diros, ĉu li venos.Morgaŭ li diros "jes, mi venos" aŭ "ne, mi ne venos". - Morgen zal hij zeggen of hij komt. ≈ Morgen zal hij zeggen "ja, ik kom" of "nee, ik kom niet".

    De ĉu-vraag is een objekto van diros: Morgaŭ li diros la respondon al la demando, ĉu li venos. = "Morgen zal hij antwoord geven op de vraag of hij komt."

  • Morgaŭ li diros, se li venos. = Morgaŭ li diros (ion), sed tio okazos nur se li venos. - Morgen zal hij (iets) zeggen, als hij komt. = Morgen zal hij (iets) zeggen, maar dat gebeurt alleen als hij komt.

    De se-bijzin is een voorwaardelijke bepaling.

Betrekkelijke bijzinnen

Tabelwoorden beginnend met KI leiden ook bijzinnen in zonder vragende betekenis. Dikwijls geeft een dergelijk KI-woord een of andere zaak weer, waarvan ook in de hoofdzin sprake is. Dergelijke Ki-woorden noemt men betrekkelijke woorden, omdat zij een verband weergeven tussen de bijzin en de hoofdzin.

Betrekkelijk kiu

  • Hieraŭ mi vidis viron, kiu promenis sur la strato. - Gisteren zag ik een man, die op straat liep.

    De kiu-bijzin is een epitheton (bijvoeglijke bepaling) van het woord viron. Het geheel is een combinatie van de twee zinnen: Hieraŭ mi vidis viron. + La viro promenis sur la strato. In beide zinnen komt dezelfde man voor. In de bijzin wordt het voegwoord kiu gebruikt om naar de man te verwijzen. In plaats van een kiu-zin kan ook een deelwoord worden gebruikt: Hieraŭ mi vidis viron promenantan sur la strato. = "Gisteren zag ik een lopende man op straat."

  • La libroj, kiuj kuŝas tie, estas miaj. - De boeken die daar liggen, zijn van mij. = La libroj estas miaj. + La libroj kuŝas tie. (= La libroj kuŝantaj tie estas miaj.)

    Men gebruikt kiuj met J-achtervoegsel, omdat het gaat over meervoud.

  • La domo, kiun vi aĉetis, estas malbona. - Het huis dat je hebt gekocht, is slecht. = La domo estas malbona. + Vi aĉetis la domon. (= La domo aĉetita de vi estas malbona.)

    Men gebruikt kiun met N-uitgang, want het is het lijdend voorwerp (= het accusatief-object) in de bijzin.

  • Mi vidis la filmojn, pri kiuj vi tiel multe rakontis. - Ik heb de films gezien waar je zoveel over hebt verteld. = Mi vidis la filmojn. + Vi rakontis tiel multe pri la filmoj.

    Men gebruikt pri voor kiuj, omdat het fungeert als pri-bepaling in de bijzin.

  • Jen venas la verkisto, la librojn de kiu ĉiuj legas. - Kijk, daar komt de schrijver wiens boeken iedereen leest. = Jen venas verkisto. + Ĉiuj legas la librojn de la verkisto.

    De kiu is een bezittelijke aanvulling op la librojn en moet na la librojn staan. Gewoonlijk gebruikt men kies in plaats van de kiu: Jen venas la verkisto, kies librojn ĉiuj legas.

  • Riĉa estas tiu, kiu ŝuldas al neniu. - Rijk is diegene, die niemand iets verschuldigd is.
  • Mi nun havas tie ĉi preskaŭ neniun, al kiu mi povus konfidi! - Ik heb hier nu bijna niemand op wie ik kan vertrouwen!
  • Mi vizitos tiujn amikojn, kiujn mi ekkonis dum la pasinta Universala Kongreso. - Ik zal die vrienden bezoeken die ik tijdens het laatste Wereldcongres heb leren kennen. = Mi vizitos tiujn amikojn. + Mi ekkonis tiujn amikojn dum...

    De toevoeging tiujn voor amikojn versterkt de relatie met de daaropvolgende betrekkelijke bijzin.

  • Ŝi kisis tiun manon, kiu ankoraŭ antaŭ nelonge kruele batis ŝian infanon. - Ze kuste die hand die nog niet lang geleden haar kind wreed had geslagen.
  • Unuj servas por ornamo, kaj aliaj por manĝo, ekzistas ankaŭ tiaj, kiuj estas tute superfluaj. - Sommige dienen ter decoratie en andere voor eten, er zijn er ook die helemaal overbodig zijn.

    Men zou kunnen zeggen dat een zelfstandig naamwoord wordt geïmpliceerd: ...ekzistas ankaŭ tiaj kreskaĵoj, kiuj estas.... = " ...er zijn ook zulke gezwellen die...". Je kunt ook betrekkelijk kia gebruiken na tia, als het duidelijk een eigenschap is.

  • Al Vi, kiu kreas, al Vi, kiu reĝas, hodiaŭ ni preĝas. - Tot U die schept, tot U die regeert, bidden we vandaag.

Het is dikwijls moeilijk om een betrekkelijke kiu-zin te onderscheiden van de hoofdzin, omdat de betekenis afhangt van beide zinnen samen:

  • Ŝi prenis la plej belan arĝentan vazon, kiu estis en la loĝejo. - Ze nam de mooiste zilveren vaas die in de woning stond. = Ŝi prenis la plej belan arĝentan vazon. + La plej bela arĝenta vazo estis en la loĝejo.

    De afzonderlijke zinnen zijn niet waar. De kiu-zin is nodig om de betekenis van het zinsdeel la plej belan arĝentan vazon te beperken.

Velen plaatsen geen komma's voor en na kiu-zinnen, die nodig zijn voor de betekenis van de hele zin. Hier zijn echter geen regels over. U kunt altijd komma's plaatsen.

Een betrekkelijke kiu-zin staat normaal net na het antecendent, maar soms op een andere plaats, bv. in het begin van de hele zin. Dan is het beschreven woord altijd tiu of heeft het tiu voor zich:

  • Kiu volas perfektiĝi en Esperanto, al tiu mi rekomendas la diversajn lernolibrojn kaj vortarojn. = Al tiu, kiu volas perfektiĝi en Esperanto, mi rekomendas... - Aan degenen die heel vaardig willen worden in het Esperanto, raad ik de verschillende leerboeken en woordenboeken aan. = Aan degenen die heel vaardig willen worden in het Esperanto, raad ik aan...
  • Kiun malĝojo ne turmentis, tiu ĝojon ne sentas. = Tiu, kiun malĝojo ne turmentis, ne sentas ĝojon. - Wie niet gekweld is door verdriet, voelt geen vreugde. = Hij die niet gekweld is door verdriet, voelt geen vreugde.

Soms heeft een hoofdwoord meer dan één betrekkelijke kiu-zinnen als epitheton. Meestal wordt voor de duidelijkheid een conjunctie toegevoegd, bijvoorbeeld kaj of sed: Hieraŭ mi vidis viron, kiu promenis sur la strato, kaj kiu portis grandan valizon. Beide kiu-zinnen verwijzen naar het woord viron. Als er meer dan twee betrekkelijke kiu-zinnen zijn, volstaat het om een voegwoord te plaatsen voor de laatste kiu-zin: Jen estas afero, kiu estas tre utila, kiu helpos vin en multaj okazoj, kaj kiun vi tre zorge gardu. Alle drie de kiu-bijzinnen zijn epitheton van het woord afero.

Soms is een betrekkelijke kiu-zin zeer zwak verbonden met het woord, waarvan het een epitheton het is. Een dergelijke kiu-zin zet gewoon het verhaal verder. Men zou evengoed een aparte hoofdzin kunnen gebruiken. Een verder vertellende kiu-zin staat altijd aan het begin van de hoofdzin:

  • Ŝi kun ĝentila rideto transdonis la leteron al la anglino, kiu leviĝis, faris saluton kaj eliris el la ĉambro. = Ŝi kun ĝentila rideto transdonis la leteron al la anglino, kaj tiu (poste) leviĝis... - Met een beleefde glimlach overhandigde ze de brief aan de Engelse, die opstond, groette en de kamer verliet. = ..., en die stond (later) op...
  • Kelkaj estimataj scienculoj per sugestio falis en kaptilon, el kiu ili tamen baldaŭ retiriĝis. = ...falis en kaptilon, sed ili tamen baldaŭ retiriĝis el ĝi. - Sommige gewaardeerde wetenschappers liepen door suggestie in een val, waaruit ze zich spoedig terugtrokken. = ..., maar ze trokken zich er echter snel uit terug.
  • Li ŝuldas al mi mil eŭrojn, kiun sumon li ne repagis malgraŭ plurfoja rememorigo. = Li ŝuldas al mi mil eŭrojn. Tiun sumon li ne repagis... - Hij is mij duizend euro schuldig, welk bedrag hij ondanks herhaalde herinneringen niet heeft terugbetaald. = Hij is me duizend euro schuldig. Dat bedrag heeft hij niet terugbetaald...

Betrekkelijk kio

Betrekkelijk kio kan gebruikt worden als onderschikkend voegwoord vergelijkbaar met betrekkelijk kiu. Men gebruikt betrekkelijk kio in plaats van betrekkelijk kiu als de bijzin een epitheton is van een tabelwoord (correlatief) met een O-uitgang:

  • Mi volas, ke tio, kion mi diris, estu obeata. = Mi volas, ke tio estu obeata. + Mi diris tion. - Ik wil dat wat ik zei, wordt nageleefd. = Ik wil dat dat wordt nageleefd. Ik zei dat.
  • Mi faros ĉion, kion mi povos, por trovi por vi konforman okupon. - Ik zal alles doen wat ik kan om passend werk voor je te vinden.
  • La juvelista laboro enhavas en si nenion, kio superus miajn fortojn. - Het werk van de juwelier bevat niets dat mijn kracht te boven zou kunnen gaan.
  • Vi rakontis al mi ion, kion mi neniam forgesis. - Je vertelde me iets dat ik nooit ben vergeten.
  • Neniu faris ion eminentan, kio meritus mencion. - Niemand heeft iets opmerkelijks gedaan dat vermelding verdient.

    In dergelijke gevallen, wanneer het tabelwoord met O-einde wordt gevolgd door een bijvoeglijk naamwoord, kunt u ook betrekkelijk kiu gebruiken: ...faris ion eminentan, kiu meritus mencion.

Vaak wordt het tabelwoord waarnaar verwezen wordt door de bijzin, geïmpliceerd:

  • Redonu, kion vi prenis. = Redonu tion, kion vi prenis. - Geef terug wat je nam.
  • Post du aŭ tri tagoj mi jam ne havos per kio hejti la ĉambron. = ...ne havos ion, per kio mi povus hejti la ĉambron. - Over twee of drie dagen heb ik al niets (meer) waarmee ik de kamer kan verwarmen.

Men gebruikt betrekkelijk kio in plaats van kiu als de bijzin een epithon van een zelfstandig naamwoord-achtig bijvoeglijk naamwoord is met een heel algemene betekenis. Men zou kunnen zeggen dat het woord io geïmpliceerd is na het bijvoeglijk naamwoord. Maar in feite wordt zo'n volledige uitdrukking nooit gebruikt met io:

  • La sola, kion mi deziras, estas: ke la mondo havu lingvon internacian. (≈ La sola io, kion mi deziras...) - Het enige wat ik wens is: dat de wereld een internationale taal heeft. (≈ *Het enige "iets" wat ik wens...*)
  • La unua, kion li faris vespere, estis tio, ke li elprenis la nukson. - Het eerste wat hij 's avonds deed, was de noot eruit halen.
  • Okazis la plej bona, kion oni povus imagi. - Het beste wat men zich kon voorstellen, gebeurde.

Als je een zelfstandig naamwoord invoegt, bijvoobeeld afero, dan moet je altijd het betrekkelijke kiu gebruiken: La sola afero, kiun mi deziras... La unua afero, kiu okazis... Okazis la plej bona afero, kiun oni povus imagi.

Als de betekenis van een zelfstandig naamwoord-achtig bijvoeglijk naamwoord minder abstract is en er een echt zelfstandig naamwoord wordt geïmpliceerd, moet kiu worden gebruikt:

  • Vi ne estas la unua [persono], kiu parolas al mi en tia maniero. - Je bent niet de eerste [persoon] die zo tegen me praat.
  • Ĉiu estis ravata de la nova kaj bela [afero], kiun ŝi vidis. - Iedereen was enthousiast geworden over het nieuwe en mooie [ding] dat ze zag.

Men gebruikt betrekkelijk kio in plaats van kiu ook voor het vewijzen naar de hele hoofdzin. Op die manier verwijst kio naar het idee van de hele hoofdzin:

  • Li donadis multe da mono al la malriĉuloj, kio estis tre laŭdinda. - Hij gaf veel geld aan de armen, wat zeer lovenswaardig was. = Li donadis multe da mono al la malriĉuloj. + Tio estis tre laŭdinda.

    Kio verwijst naar de hele hoofdzin: Li donadis multe da mono al la malriĉuloj.

  • Ŝi havas ŝatokupon, kio estas bona. = Estas bone, ke ŝi havas ŝatokupon. - Ze heeft een hobby, en dat is goed. = Het is goed dat ze een hobby heeft.

    Vergelijk met: Ŝi havas ŝatokupon, kiu estas bona. = Ŝi havas bonan ŝatokupon. = "Ze heeft een goede hobby."

  • La filmo estis tute teda, pro kio li foriris jam antaŭ la fino. = Ĉar la filmo estis tute teda, li foriris... - De film was volkomen saai, waardoor hij voor het einde vertrok. = Omdat de film volkomen saai was, ging hij weg...
  • Oni proponis al li oficon de kuriero, kio promesis esti tre enspeziga afero. - Hij kreeg een baan aangeboden als koerier, wat een zeer lucratieve zaak beloofde te worden.

    Hier verwijst kio niet naar het idee oni proponis al li oficon de kuriero, maar naar het idee ke li eble havos oficon de kuriero, of havi oficon de kuriero.

Nadrukkelijke zinswendingen met betrekkelijk kiu of kio

Er bestaat een bijzondere benadrukkende zinswending, waarin men de tegenwoordige tijd gebruikt d.m.v. het werkwoord esti plus de betrekkelijke bijzin met kiu of kio:

  • Li decidas pri ĉi tiaj aferoj.Estas li, kiu decidas pri ĉi tiaj aferoj. - Hij beslist over dit soort dingen. → Hij is het die over dergelijke zaken beslist.

    De hoofdzin estas li presenteert het onderwerp met nadruk.

  • Ni manĝas makaroniojn.Tio, kion ni manĝas, estas makaronioj.Estas makaronioj [tio], kion ni manĝas. - We eten macaroni. → Wat we eten, is macaroni. → Het is macaroni, (dat) wat we eten.

    Sterke nadruk op makaronioj.

Dikwijls kan men iets gemakkelijker benadrukken door middel van de woordvolgorde: Pri ĉi tiaj aferoj decidas li. Makaroniojn ni manĝas.

Betrekkelijk kies

Het betrekkelijke kies geeft meestal bezit of behoren tot aan:

  • Jen venas la verkisto, kies librojn ĉiuj legas. - Kijk, daar komt de schrijver wiens boeken iedereen leest. = Jen venas verkisto. + Ĉiuj legas la librojn de tiu verkisto.

    De boeken zijn van die schrijver (omdat hij ze heeft geschreven).

  • La ĉambro, kies pordon la pordisto malfermis, estis sufiĉe vasta. - De kamer, waarvan de portier de deur opendeed, was behoorlijk ruim. = La ĉambro estis sufiĉe vasta. + La pordisto malfermis la pordon de la ĉambro.

Een betrekkelijk kies kan ook het impliciet object of onderwerp aangeven van een handelend zelfstandig naamwoord:

  • Ĝi estas ia ennovaĵo, pri kies akceptado aŭ neakceptado oni devas konsiliĝi. - Het is een bepaalde innovatie waarover moet worden nagedacht om het wel of niet te accepteren. = Ĝi estas ia ennovaĵo. + Oni devas konsiliĝi pri la akceptado aŭ neakceptado de tiu ennovaĵo.

    Het supplement de tiu ennovaĵo toont het geimpliceerde object van (niet)acceptatie: Oni devas konsiliĝi, ĉu oni akceptu aŭ ne akceptu tiun ennovaĵon. = "Men moet overleggen of men die innovatie wel of niet accepteert."

  • La serpento, de kies mordo mortis via patro, nun portas lian kronon. - De slang door wiens beet je vader stierf, draagt ​​nu zijn kroon. = La serpento nun portas lian kronon. + Via patro mortis de la mordo de la serpento.

    Van de slang is het onderwerp van bijten: Via patro mortis, ĉar la serpento mordis lin. = "Je vader stierf omdat de slang hem beet."

In sommige talen is er een woord dat lijkt op kies, maar dat meer betekenissen heeft. Het Esperanto kies kan alleen de kiu (= van wie) betekenen, en alleen als het gaat om bezit/[bij iemand horen], object of onderwerp. Kies kan niet betekenen el kiu, al kiu, pri kiu of vergelijkbaar: Venis grupo de junuloj, el kiuj du estis miaj filoj. (= "Er kwam een groep jongeren, waarvan twee mijn zoons waren."). Het is niet mogelijk: ...junuloj, kies du estis miaj filoj. Een onafhankelijke zin is : Du el la junuloj estis miaj filoj. Het gaat om het scheiden van individuen van een groep. Er moet worden gezegd el la junuloj, niet de la junuloj. Dus kies is niet mogelijk. Nia asocio, al kiu ne apartenas tiuj personoj, ne havas ian ajn respondecon pri iliaj agoj. (= "Onze vereniging, waartoe deze jongeren niet behoren, heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor hun daden.") Het is niet mogelijk: Nia asocio, kies ne apartenas... De onafhankelijke zin is: Tiuj personoj ne apartenas al nia asocio. Ze zeggen nooit aparteni de. Het is daarom niet mogelijk om kies te gebruiken.

Betrekkelijk kiam

Een betrekkelijk kiam kan een tijdsbepalende bijzin inleiden. Een dergelijke bijzin kan slaan op een tijd-uitdrukking in de hoofdzin of op een verondersteld tiam:

  • Antaŭhieraŭ, kiam mi estis en la urbo, mi aĉetis novan robon. - Eergisteren, toen ik in de stad was, kocht ik een nieuwe jurk. = Antaŭhieraŭ mi aĉetis novan robon. + Tiam mi estis en la urbo.
  • Kiam Nikodemo batas Jozefon, tiam Nikodemo estas la batanto kaj Jozefo estas la batato. - Als Nicodemus Jozef slaat, dan is Nicodemus de slaande persoon en is Jozef de geslagene.
  • Kiam oni estas riĉa, [tiam] oni havas multajn amikojn. - Als je rijk bent, [dan] heb je veel vrienden. = Tiam oni havas multajn amikojn. + Tiam oni estas riĉa.
  • Kiam mi venis al li, [tiam] li dormis. - Toen ik bij hem kwam, [toen] sliep hij.

Een betrekkelijke kiam-zin kan beginnen met een tijd-voorzetsel. Het voorzetsel geeft de functie aan van de hele kiam-zin, niet van het woord kiam:

  • Post kiam ŝi estis mallongan tempon en la arbaro, fariĝis nokto. = Post mallonga estado en la arbaro fariĝis nokto. - Nadat ze een korte tijd in het bos was geweest, werd het nacht. = Na een kort verblijf in het bos, werd het nacht.
  • De kiam naskiĝis mia filino, mi estas kiel alia homo. = De la naskiĝo de mia filino mi estas kiel alia homo. - Sinds mijn dochter geboren is, ben ik een ander mens. = Sinds de geboorte van mijn dochter ben ik een ander mens.
  • Adam vivis, post kiam naskiĝis al li Set, okcent jarojn. = ...post la naskiĝo de Set... - Adam leefde nog achthonderd jaar nadat Set van hem was geboren. = ...na de geboorte van Set...

Als tiam in dergelijke zinnen wordt ingevoegd, moet het voorzetsel voor tiam staan: Adam vivis, post tiam, kiam naskiĝis al li Set, 800 jarojn.

Bij een vragend kiam is het anders. Een voorzetsel voor een vragend kiam toont de rol van kiam, niet van de hele vragende zin: Ŝi demandis, ĝis kiam mi restos hejme. = Ŝi demandis, ĝis kiu tempo mi restos hejme.

Betrekkelijk kie

Een betrekkelijk kie kan een bijzin met plaats-functie inleiden. Een dergelijke bijzin kan verwijzen naar een plaats-uitdrukking in de hoofdzin of naar een verondersteld tie:

  • Mi volis resti tie, kie mi estis. - Ik wilde blijven waar ik was. = Mi volis resti tie. + Mi estis tie.
  • Kie fumo leviĝas, tie fajro troviĝas. - Waar rook opstijgt, is vuur.
  • Jen la loko, de kie venis la bruo. - Kijk, dit is de plek waar het geluid vandaan kwam. = Jen (estas) la loko. + De tiu loko venis la bruo.
  • Ĉie, kien mi venas, troviĝas ia malbonaĵo, kiu premas la koron. - Overal waar ik kom, is er een of ander kwaad dat het hart onderdrukt.

In plaats van een betrekkelijk kie kan men dikwijls en kiu(j), ĉe kiu(j), sur kio en dergelijke gebruiken, vooral als de bijzin een epitheton van een zelfstandig naamwoord is, die niet fungeert als een bepaling van plaats in de hoofdzin. Maar kie is dikwijls eleganter:

  • Kelkajn fojojn mi eĉ legis longajn artikolojn pri mia afero, kie estis videble, ke la aŭtoroj eĉ ne vidis mian verkon. = ...longajn artikolojn pri mia afero, en kiuj estis... - Een paar keer las ik zelfs lange artikelen over mijn ding waarin het duidelijk was dat de auteurs mijn werk niet eens hadden gezien. = ...lange artikelen over mijn ding, waarin...

    Het zinsdeel longajn artikolojn pri mia afero is geen bepaling van plaats, maar een object.

  • Ne troviĝas, kie sidi. = Ne troviĝas io, sur kio oni povus sidi. - Er bevindt zich niets, waarop men kan zitten.

Betrekkelijk kia

Het betrekkelijke kia kan een bijzin met eigenschaps-functie inleiden. Een betrekkelijke kia-zin kan horen bij tia, tiaspeca of tiuspeca in de hoofdzin:

  • Ŝi ne estas tia, kia devas esti reĝino. - Ze is niet wat een koningin moet zijn. = Ŝi ne estas tia. + Reĝino devas esti tia.
  • Kia oni vin vidas, tia oni vin taksas. - Hoe je gezien wordt, is hoe je beoordeeld wordt. = Tia oni vin taksas. + Tia oni vin vidas.
  • Regis tia frosto, kian ni ĉe ni ne havas eĉ en la plej kruela vintro. - Er heerste zo'n vorst als we hier niet hebben, zelfs niet in de wreedste winter. = Regis tia frosto. + Tian froston ni ĉe ni ne havas eĉ en la plej kruela vintro.
  • La arbo de la suno estis belega arbo tia, kian ni neniam vidis. - De boom van de zon was een prachtige boom zoals we die nog nooit hadden gezien.

Als een betrekkelijke KI-bijzin verwijst naar [tia + zelfstandig naamwoord], dan kan men ook betrekkelijk kiu gebruiken: Vi havas plenan rajton uzi la monon en tia maniero, kiu ŝajnas al Vi la plej bona.

Het betrekkelijke kiu verwijst naar een specifiek individu, terwijl een betrekkelijk kia een soort aangeeft:

  • Mi uzis tiun aŭton, kiu povas veturi tre rapide. - Ik gebruikte die auto die heel snel kan rijden.

    Er wordt gepraat over een bepaalde individuele auto. Hij kan heel hard rijden.

  • Mi uzis tian aŭton, kia povas veturi tre rapide. - Ik gebruikte het soort auto dat heel snel kan rijden.

    Er wordt gesproken over een type auto. Alle auto's van dat type kunnen heel snel rijden.

Maar in deze voorbeelden geven tiun en tian al genoeg het onderscheid tussen een individu en een soort. Men kan dus kiu gebruiken in beide bijzinnen. Dikwijls verkiest men kiu, maar kia onderstreept meer, dat het om een soort gaat.

Gebruik betrekkelijk kia alleen achter een zinsdeel met een werkwoord. Achter een of meerdere zindsdelen zonder werkwoord, gebruikt men vergelijkend kiel: Li vizitis (tiajn) urbojn kiel Parizo. Zeg niet: ...urbojn kia Parizo.

Betrekkelijk kiel

Een betrekkelijk kiel kan een bijzin met wijze-functie of graad-functie inleiden. Een betrekkelijke kiel-zin verwijst naar tiel in de hoofdzin, maar dikwijls wordt tiel weggelaten:

  • Oni ludas sur fortepiano, tamen tre mallaŭte kaj tiel bele, kiel ŝi neniam antaŭe aŭdis. - Er wordt op een vleugel gespeeld, zo zacht en zo mooi, zoals ze het nog nooit eerder heeft gehoord.
  • Li komprenas predikon [tiel], kiel bovo [komprenas] muzikon. - Hij begrijpt een preek [op zo'n manier] zoals een rund muziek [begrijpt].

Een betrekkelijk kiel-zindseel verwijst soms een hele hoofdzin. Op die manier verwijst kiel het idee van de hele hoofdzin, vergelijkbaar met betrekkelijk kio: Ŝia beleco, kiel oni diris, estas la deloga beleco de la malbono. = Ŝia beleco estas la deloga beleco de la malbono. + Tiel oni diris. = Oni diris, ke ŝia beleco estas... ("Haar schoonheid is de verleidelijke schoonheid van het kwaad. + Zo zei men (dat). = Ze zeiden dat haar schoonheid..."

Betrekkelijk kiom

Een betrekkelijk kiom kan een hoeveelheids- of maat-bijzin inleiden. Een betrekkelijke kiom-zin verwijst naar de tiom in de hoofdzin, maar dikwijls wordt tiom weggelaten:

  • Vi faris por nia afero tiom multe, kiom neniu alia ĝis nun faris. - Je hebt voor ons ding zoveel gedaan als niemand anders ooit heeft gedaan. = Vi faris por nia afero tiom multe. + Neniu alia ĝis nun faris tiom.
  • Nun vi ricevos tiom multe da mono, kiom vi volas havi. - Nu zal je zoveel geld ontvangen als je wilt hebben.
  • Ĉiuj donas al mi prunte [tiom], kiom mi volas. - Iedereen geeft me zoveel te leen als ik wil.

Een bijzin met een betrekkelijk kiom geeft dikwijls een of andere beperking aan:

  • La kompatinda stana soldato tenis sin, kiom li povis, tute rekte. - De arme tinnen soldaat hield zich zo recht als hij kon.

    Zijn krachten waren beperkt.

  • Unu el la plej kuraĝaj knaboj kaj iom post iom ankaŭ ĉiuj aliaj ekkantis strofon el malnova kanto pri cikonioj, kiom ili tion memoris. - Een van de dapperste jongens, en beetje na beetje ook alle anderen, begonnen een strofe te zingen uit een oud lied over ooievaars, voor zover ze zich dat konden herinneren.

    Er waren grenzen aan hun geheugen. Ze konden niet meer zingen dan het geheugen toestond.

Betrekkelijk kial

Ook kial wordt gebruikt als betrekkings-woord, maar alleen als supplement van zelfstandige naamwoorden als kaŭzo of motivo, en zelfs dan uiterst zelden:

  • La efektiva kaŭzo, kial ili ne aliĝas al ni, estas tio, ke ili timas. - De echte reden waarom ze zich niet bij ons aansluiten, is dat ze bang zijn. = La efektiva kaŭzo estas tio, ke ili timas. + Tial ili ne aliĝas al ni.

    Je kunt ook zeggen ...la kaŭzo, pro kiu ili ne aliĝas al ni... Maar vaker wordt een ke-bijzin gebruikt: ...la kaŭzo, ke ili ne aliĝas al ni... (= "...de reden dat ze zich niet bij ons aansluiten...").

Je gebruikt dus geen zinnen als: Ili foriris tial, kial mi foriris. Maar je zegt: Ili foriris pro la sama kaŭzo, kial mi foriris. Of vaker: ...pro la sama kaŭzo, pro kiu mi foriris.

Om naar een hele hoofdzin te vewijzen die een reden aangeeft, kun je pro kio gebruiken: Mi ne ricevis vian leteron, pro kio mi ne respondis. Je kunt de zinsconstructie ook omdraaien door ĉar te gebruiken: Ĉar mi ne ricevis vian leteron, mi ne respondis.

Een betrekkelijk kial-zinsdeel geeft zelf geen oorzaak of motief aan. De oorzaak wordt weergegeven door het woord waarnaar het kial-zinsdeel verwijst, en het kleine woordje kial vertegenwoordigt die oorzaak van het zinsdeel. Om een bijzin te introduceren dat zelf een oorzaak of motief aangeeft, gebruik je vooral ĉar: Ili foriris, ĉar mi foriris. (Mijn vertrek is de oorzaak van hun vertrek.)

Weglating van het TI-woord

Een betrekkelijk KI-woord verwijst dikwijls naar een gelijkaardig TI-woord in de hoofdzin. Dikwijls kan men het TI-woord erbij denken zonder dat de betekenis verandert. Er zijn geen absolute regels die zeggen, wanneer men het TI-woord kan weglaten. Belangrijk is dat de zin duidelijk is. Als de zin moeilijk verstaanbaar zou worden, laat men het Ti-woord best niet weg. Het betrekkelijke KI-woord en het overeenkomende TI-woord moeten normaal gezien dezelfde vorm hebben: zij moeten tot dezelfde tabelwoordengroep (tiu — kiu, tio — kio, tiel — kiel k.t.p.) behoren, en hetzelfde rolkenmerk hebben, ofwel moeten ze beide geen rolkenmerk hebben.

  • Tiu, kiu havas forton, havas rajton.Kiu havas forton, havas rajton. - Degene die de macht heeft, heeft het recht. → Wie de macht heeft, heeft het recht.
  • Kiu okupas sin je meĥaniko, estas meĥanikisto, kaj kiu okupas sin je ĥemio, estas ĥemiisto. = Tiu, kiu okupas sin... - Wie zich bezighoudt met mechanica is een monteur, en wie zich bezighoudt met scheikunde is een scheikundige. = Iemand die zich bezighoudt...
  • Mi pagis al tiu, al kiu oni devis [pagi].Mi pagis, al kiu oni devis. - Ik heb betaald aan diegene, aan wie men moet betalen. → Ik heb betaald, aan wie dat moet.

Normaal gesproken laat je tiun of tiujn niet alleen staan: Mi finfine provis tiujn, kiujn vi tiom laŭdis. Zeg niet: *Mi finfine provis, kiujn vi tiom laŭdis. = "Ik heb eindelijk die geprobeerd die je zo geprezen hebt."

Als tiu voor een zelfstandig naamwoord staat als kwalificatie, kun je tiu niet weglaten zonder de betekenis te wijzigen. Maar je kunt tiu vaak veranderen in la zonder een significante verandering in betekenis: Li ankoraŭ ne redonis tiun libron, kiun li pruntis de mi.Li ankoraŭ ne redonis la libron, kiun li pruntis de mi. Als iemand zou zeggen: Li ankoraŭ ne redonis libron, kiun..., zou het gaan over een van die boeken die hij van mij leende. De betekenis zou veranderen.

  • Tio, kio pasis, ne revenos.Kio pasis, ne revenos. - Dat wat voorbij is, komt niet terug. → Wat voorbij is, komt niet terug.
  • Li tuj faris tion, kion mi volis.Li tuj faris, kion mi volis. - Hij deed meteen wat ik wilde.

Als tio en kio een voorzetsel hebben, laat dan tio niet weg: Marta renkontiĝis kun tio, kun kio renkontiĝas milionoj da homoj. Niet: Marta renkontiĝis, kun kio renkontiĝas...

Als een betrekkelijk kiam-zinsdeel betrekkeing heeft op tiam, dan laat men vaak tiam weg. Men behoudt tiam alleen om nadruk te leggen: Kiam oni estas riĉa, [tiam] oni havas multajn amikojn.

In plaats van post tiam kiam, de tiam kiam, enzovoort, gebruikt men meestal alleen post kiam, de kiam, enzovoort. Men laat tiam weg, maar behoudt het voorzetsel. In dergelijke gevallen verwijst het voorzetsel niet naar het woord kiam, maar naar het hele kiam-zinsdeel: Post tiam, kiam ŝi estis mallongan tempon en la arbaro, fariĝis nokto.Post kiam ŝi estis mallongan tempon en la arbaro, fariĝis nokto.

I.p.v. ĝis (tiam) kiam zegt men beter gewoon ĝis. Men gebruikt best ook niet dum (tiam) kiam, maar gewoon dum. Ĝis en dum zijn zelf voegwoorden, en hebben helemaal geen behoefte aan kiam. I.p.v. antaŭ tiam kiam gebruikt men normaliter antaŭ ol.

Als een betrekkelijk kie-zinsdeel verwijst naar een enkele tie, laat men vaak tie weg, maar kan men tie behouden om nadruk te leggen: Kie estas pano, [tie] ne mankas panpecetoj.

Een betrekkelijk kia-zinsdeel verwijst altijd naar tia in de hoofdzin. Meestal wordt tia behouden, maar als een zin duidelijk blijft mag het weggelaten worden: Li havas [tian] kapon, kian vi ne trovos en la tuta mondo.

Een betrekkelijk kiel-zinsdeel heeft altijd betrekking op tiel in de hoofdzin, maar soms kun je tiel impliceren: Ne vivu [tiel] kiel vi volas, vivu [tiel] kiel vi povas.

Een betrekkelijk kiom-zinsdeel heeft altijd betrekking op tiom in de hoofdzin, maar soms kun je tiom impliceren: Da pulvo ni havas [tiom] kiom vi volas.

Een betrekkelijk kies-zinsdeel heeft zeer zelden betrekking op ties in de hoofdzin. Wanneer dat toch een keer het geval is, kan men ties nauwelijks weglaten: Kies ĝi estas, ties ĝi restu.

Een betrekkelijke kial-zin verwijst nooit naar de tial in de hoofdzin.

Het weglaten van een TI-woord is normaal gesproken niet mogelijk wanneer het TI-woord en het bijbehorende KI-woord verschillende rolkenmerken hebben, of wanneer de een een rolkenmerk heeft en de ander niet:

  • Zeg niet: Mi konas, kiu venis. Zeg: Mi konas tiun, kiu venis. Zeg niet: Ĝi estas besto, kian vi timas. Maar: Ĝi estas tia besto, kian vi timas.
  • Dit is niet mogelijk: Ili loĝas, de kie mi venas. Er moet gezegd worden: Ili loĝas tie, de kie mi venas. Dit is ook niet mogelijk: Li devenas, kien mi iros. Men moet zeggen: ​​Li devenas de tie, kien mi iros. Het is ook niet mogelijk om tie weg te laten en een ​​voorzetsel te behouden dat voor tie zou staan. Zeg niet: Li venas de kie mi loĝas. Zeg: Li venas de tie, kie mi loĝas.

In sommige talen is het soms mogelijk om een betrekkelijk KI-woord weg te laten. Dat kan niet in het Esperanto. Zeg niet: La viro, mi vidis, portis valizon. Zeg: La viro, kiun mi vidis, portis valizon. Zeg niet: Nun estas la horo, ŝi normale alvenas. Zeg: Nun estas la horo, kiam ŝi normale alvenas.

In bepaalde talen kan men het betrekkelijk KI-woord weglaten, maar een eventueel voorzetsel behouden, dat dan ergens alleen staat in de bijzin (eventueel zelfs aan het einde). Dat is totaal onmogelijk in het Esperanto. Een voorzetsel moet staan voor het zinsdeel, waarvan het de functie aangeeft. Zeg niet: Mi vidis tiun knabinon, vi parolis pri. Zeg beslist: Mi vidis tiun knabinon, pri kiu vi parolis.

Se

Se = "als, onder de voorwaarde dat, in de veronderstelling dat, in het geval dat". Se introduceert een bijzin die een voorwaarde, veronderstelling of gebeurtenis weergeeft:

  • Se li scius, ke mi estas tie ĉi, li tuj venus al mi. = En la okazo, ke li scius... - Als hij wist dat ik hier ben, zou hij meteen naar me toe komen. = In het geval dat hij wist...

    Er wordt conditionalis (= voorwaardelijke wijs) gebruikt, omdat het slechts gaat over een fantasie.

  • Se mi estus sana, mi estus feliĉa. = Sub la kondiĉo, ke mi estus sana... - Als ik gezond was, zou ik gelukkig zijn. = Onder de voorwaarde dat ik gezond zou zijn...
  • Se li havas multe da mono, li verŝajne aĉetos aŭton. - Als hij veel geld heeft, zal hij waarschijnlijk een auto kopen.

    De AS-vorm en OS-vorm (indicatief) laten zien dat er realiteit kan zijn. Het kan zijn dat hij echt veel geld heeft, maar dat weten we niet zeker.

  • Se iu havas multe da mono, tiu havas ankaŭ multe da problemoj. - Als iemand veel geld heeft, heeft diegene ook veel problemen.

    De AS-vormen laten zien dat het een altijd geldig principe is.

  • Tiu ĉi libro havas sesdek paĝojn; tial, se mi legos en ĉiu tago po dek kvin paĝoj, mi finos la tutan libron en kvar tagoj. - Dit boek heeft zestig pagina's; daarom, als ik elke dag vijftien pagina's lees, heb ik het hele boek in vier dagen uit.

    Het is ook mogelijk om in dergelijke zinnen de voorwaardelijke wijs te gebruiken. In de toekomende tijd is het niet altijd mogelijk om een ​​strikt onderscheid te maken tussen fantasie en feit, omdat de toekomst altijd onzeker is.

Wanneer een se-zinsdeel aan het begin van een zin staat, wordt tiam vaak gebruikt in de hoofdzin om de duidelijkheid te vergroten. Tiam vertegenwoordigt het idee van het se-zinsdeel. U kunt ook tiuokaze, tiaokaze of iets soortgelijks gebruiken: Se ĉiu balaos antaŭ sia pordo, tiam en la tuta urbo estos ordo.

Soms vertegenwoordigt tio in de hoofdzin het idee van een vorig se-zinsdeel: Se ŝi havas multe da mono, tio ne nepre signifas, ke ŝi estas feliĉa. = Se ŝi havas multe da mono, la fakto, ke ŝi havas multe da mono, ne nepre signifas...

Se wordt ook gebruikt in een hoofdzin om een ​​sterk verlangen uit te drukken dat waarschijnlijk niet te realiseren is. Het werkwoord heeft altijd een US-vorm in zo'n zin: Ho, se mi estus sola! Se mi ne havus infanon! = Mi deziregas, ke mi estu sola, ke mi ne havu infanon (sed tio ne eblas). Men kan zeggen dat een echte hoofdzin wordt geïmpliceerd: Ho, se mi estus sola, tiam mi estus feliĉa! Je kunt nur (= slechts, alleen, uitsluitend) gebruiken in wensende se-zinnen om de wensbetekenis te versterken: Ho, se mi nur estus sola! Ho, se mi nur povus esti tiu feliĉulo!

Ĉar

Ĉar = "want, omdat". Ĉar introduceert een bijzin die een oorzaak of reden laat zien:

  • La tranĉilo tranĉas bone, ĉar ĝi estas akra. = Ke la tranĉilo estas akra, estas la kaŭzo, ke ĝi tranĉas bone. - Het mes snijdt goed omdat het scherp is. = Dat het mes scherp is, is de reden dat het goed snijdt.
  • Ĉar vi estas tiel servema, mi faras al vi donacon. - Omdat je zo behulpzaam bent, geef ik je een cadeau.
  • Venigu la kuraciston, ĉar mi estas malsana. - Breng de dokter, want ik ben ziek.
  • Li estas mia onklo, ĉar mia patro estas lia frato. - Hij is mijn oom, want mijn vader is zijn broer.

    Het feit dat mijn vader zijn broer is, is de reden om hem mijn oom te noemen.

Als een ĉar-zin aan het begin van een zin staat, wordt tial vaak gebruikt in de hoofdzin. Tial vertegenwoordigt het idee van het ĉar-zinsdeel: Ĉar la aŭtoro de la lingvo Esperanto tuj en la komenco rifuzis unu fojon por ĉiam ĉiujn personajn rajtojn kaj privilegiojn rilate tiun lingvon, tial Esperanto estas "nenies propraĵo". = 'Omdat de auteur van de taal Esperanto vanaf het meteen aan de start voor eens en voor altijd alle persoonlijke rechten en privileges opgaf met betrekking tot die taal, (daarom) is Esperanto "niemands eigendom".' Aan het einde van de lange ĉar-zin zou men vergeten zijn dat het begon met ĉar. Tial introduceert het gevolg van de oorzaak en herinnert eraan dat het een kwestie van een oorzaak is. Soms wordt tial direct vóór ĉar gebruikt om te benadrukken: Mi petas tion ĉi tial, ĉar mi scias la inklinon de la plimulto da homoj. = "Ik vraag dit daarom, omdat ik de neiging van de meerderheid van de mensen ken." Na tial gebruikt men gewoonlijk een ke-zin. Tial ke = pro tio ke = ĉar: Tio ĉi estas nur tial, ke la ideo mem de lingvo "tutmonda" estas tiel alta kaj alloga. = "Dit is alleen daarom, dat het hele idee van 'wereldwijde' taal zo verheven en aantrekkelijk is." De variant pro tio ĉar mag niet worden gebruikt.

Dum

Dum introduceert een tijd-gerelateerd zinsdeel. Een dum-zinsdeel laat iets zien dat tegelijk met de hoofdzin voortduurt. Dum wordt gebruikt als zowel de bijzin als de hoofdzin min of meer doorlopend zijn en min of meer even lang duren:

  • Unu el la vojaĝantoj gardodeĵoris, dum la aliaj dormis. - Een van de reizigers stond op wacht, terwijl de anderen sliepen.

    De wachtdienst was tegelijkertijd met het slapen.

  • Restu apud mi, dum mi kun li ekstere parolos. - Blijf naast me terwijl ik buiten met hem praat.

Vaak laat een dum-zinsdeel iets zien dat contrasteert met de hoofdzin. Dan kan de tijdsduur-gerelateerde betekenis verzwakken en soms bijna verdwijnen:

  • Dum interne ĉio kantadis kaj ĝojadis, ŝi sidis malgaja en sia ĝardeneto. - Terwijl binnen alles zong en juichte, zat ze bedroefd in haar tuintje.

    De twee acties, die inderdaad gelijktijdig en continu waren, stonden in sterk contrast met elkaar.

  • Li estas nur unufoja mensoginto dum vi estas ankoraŭ nun ĉiam mensoganto. - Hij is slechts een eenmalige leugenaar, terwijl jij nu nog steeds een leugenaar bent.

    De twee toestanden zijn inderdaad gelijktijdig (hoewel de actie van de eenmalige leugenaar eerder heeft plaatsgevonden), maar belangrijk is het contrast tussen het eenmalige leugen en het constante liegen.

Dum was aanvankelijk slechts een voegwoord. Later werd dum ook een voorzetsel: Dum la manĝado venas apetito.

Als niet beide acties continu zijn, of als men continuïteit in het bijzonder niet wil laten zien, gebruikt men betrekkelijk kiam. Dan kunnen de twee acties slechts tijdelijk gelijktijdig zijn: Kiam mi venis al li, li dormis. Kiam oni estas riĉa, oni havas multajn amikojn. Dum en kiam tonen verschillende nuances. Gebruik dus niet beide tegelijk. Zeg niet: Tio okazis, dum kiam mi loĝis en Romo. Zeg ...dum mi loĝis en Romo, als het een langdurige gebeurtenis is. Zeg ...kiam mi loĝis en Romo, als het een kortdurende gebeurtenis was, of als de duur niet belangrijk is.

Ĝis

Ĝis leidt een bijzin in, die het eindpunt van het tijdsinterval uit de hoofdzin aangeeft. Als de handeling van de ĝis-zin begint , eindigt de handeling van de hoofdzin:

  • Ili persekutos vin, ĝis vi pereos. - Ze zullen je achtervolgen tot je omkomt.

    Als je omkomt, zal de vervolging eindigen.

  • Malĝoje ŝi eliris el la palaco kaj iris dum la tuta tago tra kampoj kaj marĉoj, ĝis ŝi venis al la granda arbaro. - Verdrietig verliet ze het paleis en liep de hele dag door velden en moerassen tot ze bij het grote bos kwam.

    Toen ze bij het grote bos kwam, stopte het lopen.

  • Ili jam obstine celados al ĝi ĉiam pli kaj pli kaj ne ĉesos en sia celado tiel longe, ĝis ili la aferon atingos. - Ze zullen er al steeds koppiger hun doel nastreven en zullen niet stoppen met hun doel nastreven totdat ze het hebben bereikt.

Een ĝis-zinsdeel laat altijd iets min of meer tijdelijks zien. Zeg niet: Mi restis, ĝis li dormis. = "Ik bleef tot hij sliep." Zeg: Mi restis, ĝis li ekdormis. = "Ik bleef tot hij in slaap viel." Of: Mi restis, ĝis mi vidis, ke li dormas. = "Ik bleef totdat ik zag dat hij sliep." Of vergelijkbaar.

In een tijd-gerelateerde bijzin is het overbodig, zelfs te vermijden, om kiam toe te voegen na ĝis. Zeg niet: Mi daŭrigos demandadi, ĝis kiam vi respondos. Zeg gewoon: Mi daŭrigos demandadi, ĝis vi respondos. Ĝis is zelf een voegwoord en heeft geen hulp nodig van kiam. Maar als het een vraag-gerelateerde bijzin is, dan is ĝis kiam volkomen normaal: Mi demandis, ĝis kiam ili restos tie.

Het lijkt misschien vreemd om ĝis kiam alleen bij vragen te gebruiken. De verklaring is dat de niet-vragende ĝis kiam een geheel andere zinsconstructie is dan de vragende ĝis kiam. De gelijkenis is slechts schijn. Voor een niet-vragende bijzin verwijst ĝis naar de hele bijzin: Mi daŭrigos demandadi, ĝis kiam vi respondos. = Mi daŭrigos demandadi ĝis la tempo de via respondo. In een vragende bijzin verwijst ĝis echter alleen naar kiam: {5} = {6} Bij deze soort vragende bijzin zijn zowel ĝis als kiam absoluut noodzakelijk voor de betekenis. Bij een tijd-gerelateerde ĝis-bijzin is kiam echter volkomen overbodig. Het toevoegen van zo'n overbodig kiam zou soms zelfs kunnen doen geloven dat het een vraag is, hoewel dat helemaal niet zo is.

Sommigen voegen ten onrechte ne toe aan een ĝis-zin (vanwege de invloed van de nationale taal), wat een volkomen verkeerd gevoel geeft. Er wordt bijvoorbeeld gezegd: Mi rifuzos kredi al viaj vortoj, ĝis vi ne donos pruvojn. De bedoelde betekenis is dat het "weigeren te geloven in jouw woorden" zal stoppen op het moment dat er inderdaad bewijs wordt geleverd. Er moet dus worden gezegd: Mi rifuzos kredi al viaj vortoj, ĝis vi donos pruvojn. Als je dum gebruikt in plaats van ĝis, moet je nog steeds ne gebruiken: Mi rifuzos kredi al viaj vortoj, dum vi ne donos pruvojn. De actie "weigeren te geloven in jouw woorden" zal doorgaan gedurende de tijd dat je geen bewijs levert (tot het moment dat je wel bewijs levert).

Ĝis was van bij het begin niet alleen een voegwoord, maar ook een voorzetsel: Post la vespermanĝo niaj fratoj eliris kun la gastoj el sia domo kaj akompanis ilin ĝis ilia domo.

Kvankam

Kvankam introduceert een bijzin die een onvoldoende oorzaak of een onvoldoende obstakel aangeeft. Een Kvankam-bijzin laat iets zien wat het idee in de hoofdzin niet heeft kunnen belemmeren:

  • Ŝi edziniĝis kun sia kuzo, kvankam ŝiaj gepatroj volis ŝin edzinigi kun alia persono. - Ze trouwde met haar neef, ook al wilden haar ouders dat ze met iemand anders zou trouwen.

    Ze trouwde wel met haar neef. De wil van de ouders kon dit niet tegenhouden.

  • Ĉemizojn, kolumojn, manumojn kaj ceterajn similajn objektojn ni nomas tolaĵo, kvankam ili ne ĉiam estas faritaj el tolo. - Overhemden, kragen, manchetten en andere soortgelijke dingen noemen we linnengoed, hoewel ze niet altijd van linnen zijn gemaakt.

    We noemen ze wel linnen. Dat ze niet altijd van linnen zijn, hindert niet.

Als een kvankam-zinsdeel aan het begin staat, gebruikt men voor de duidelijkheid vaak tamen in de hoofdzin:

  • Kvankam la pasintaj tagoj povis ŝin prepari al tia sorto, ĝi tamen estis surprizo. - Hoewel de afgelopen dagen haar op zo'n lot hadden kunnen voorbereiden, was het toch een verrassing.
  • Kvankam blinda kaj maljuna, li en la daŭro de tre mallonga tempo perfekte ellernis Esperanton. = Kvankam li estis blinda kaj maljuna... - Hoewel hij blind en oud was, leerde hij het Esperanto in zeer korte tijd perfect.

Gebruik nooit sed (en ook niet kaj) om een ​​kvankam-zin te helpen. Zeg niet: Kvankam mi ne volis tion, sed mi faris. Zeg: Kvankam mi ne volis tion, mi tamen faris. Of: Mi ne volis tion, sed mi tamen faris.

Kvankam (hoewel) lijkt veel op malgraŭ (ondanks). Het verschil is dat kvankam een bijzin introduceert, terwijl malgraŭ een voorzetsel is dat voor een zelfstandig naamwoord staat: Ili rifuzis helpi, kvankam mi petegis. ("Ze weigerden te helpen, ook al smeekte ik") = Ili rifuzis helpi malgraŭ mia petego. ("Ze weigerden te helpen ondanks mijn smeekbeden.")

Maar ook malgraŭ kan een bijzin inleiden met de hulp van ke of tio ke: Zij weigerden te helpen hoewel ik erom smeekte. De uitdrukking malgraŭ (tio) ke is minder gebruikelijk, en daarom meer nadrukkelijk dan kvankam. Er bestat zelfs nog een sterkere uitdrukking spite ke, die duidt op een opzettelijke weerstand: Zij weigerden ondanks het feit dat ik smeekte. Ook + se kunnen soms een gelijkaardige betekenis hebben. + se geven aan, dat het verrassend zou zijn moest de zaak niet hinderen: Zij zouden weigeren, zelfs als ik zou smeken.

Kvazaŭ

Kvazaŭ = "alsof, net zoals het zou zijn als". Kvazaŭ kan een bijzin introduceren die een denkbeeldige vergelijking laat zien:

  • Tie ili sidis kune, kvazaŭ ili estus gefianĉoj. = Ili sidis kune tiel, kiel estus, se ili estus gefianĉoj. - Daar zaten ze bij elkaar, alsof ze een verloofd stel waren. = Ze zaten bij elkaar, zoals ze zouden doen, als ze een verloofd stel waren.

    Ze waren niet verloofd, maar zo leek het wel.

  • Ŝi kuris al li renkonte, kvazaŭ ŝi volus lin kisi. Ŝi tion ne faris. - Ze rende hem tegemoet, alsof ze hem wilde kussen. Dat deed ze niet.
  • Estas al mi kvazaŭ mi sonĝus. - Het is alsof ik droom.
  • Mi havas tian senton, kvazaŭ mi kisus mian patrinon! = Mi havas tian senton, kian mi havus, se mi kisus mian patrinon. - Het heb het gevoel alsof ik mijn moeder kus! = Ik heb het soort gevoel, dat ik zou hebben, als ik mijn moeder zou kussen.

In dergelijke kvazaŭ-zinnen moet men normaal gezien een voorwaardelijke wijs gebruiken. Maar, als de kvazaŭ-zin op één of andere wijze iemands gedachte weergeeft, dan moet men de indicatief gebruiken. Dan gaat het het over de indirecte rede, waarin men altijd de werkwoordsvorm van de oorspronkelijke gedachte of uitspraak gebruikt: Ŝi havis la senton, kvazaŭ tio estas ŝia arbo.

Kvazaŭ heeft vaak de rol van een bijwoordelijk woord (waarmee helemaal geen bijzin wordt geïntroduceerd). Dan gebruikt men normaal gesproken alleen indicatief: Ili vidas en mi personon, kiu kvazaŭ ludas la rolon de ia reĝo.

Ol

Ol kan een tijd-gerelateerde bijzin introduceren, als voor die bijzin het woord antaŭ staat:

  • Antaŭ ol li atingis sian celon, la suno subiris. = Pli frue ol tiam, kiam li atingis... - Voordat hij zijn doel bereikte, ging de zon onder. = Eerder dan toen hij...
  • Mi ne manĝos, antaŭ ol mi diros mian aferon. = Mi ne manĝos pli frue ol tiam, kiam mi diros mian aferon. - Ik zal niet eten voordat ik mijn dingen heb gezegd. = Ik zal niet eerder eten dan wanneer ik mij dingen heb gezegd.

Ol toont meestal vergelijkingen in samenwerking met pli of alia. Ook in antaŭ ol gaat het om vergelijking. Er worden twee tijden vergeleken. Een van die tijden is eerder, dus ervoor. Logischerwijs zou je ook antaŭ kiam kunnen gebruiken, net zoals je post kiam gebruikt. Als alternatief zou men net zo logisch post ol kunnen gebruiken in plaats van post kiam. Maar het is al lang gebruikelijk om antaŭ ol en post kiam te gebruiken. Beide zijn logisch. Ook logisch zouden zijn: antaŭ ke (= antaŭ tio ke), en post ke (= post tio ke), maar deze uitdrukkingen worden in de praktijk niet gebruikt. Het wordt aanbevolen om antaŭ ol en post kiam te gebruiken, omdat ze vanwege hun regelmaat het gemakkelijkst te begrijpen zijn.

Als de hoofdzin en de bijzin hetzelfde onderwerp hebben, kan men (in plaats van een bijzin) gebruik maken van [antaŭ ol + infinitief]: Oni devas iri longan distancon, antaŭ ol veni al la rivero.

Apenaŭ

Apenaŭ is meestal een bijwoord-achtig woordje, maar het kan ook een voegwoord zijn van een tijd-gerelateerde bijzin. Dan betekent apenaŭ "zodra, direct nadat" of "bijna tegelijk met". Dergelijke apenaŭ-zinnen staan ​​altijd voor de hoofdzin:

  • Apenaŭ ŝia patrino ŝin rimarkis, ŝi kriis al ŝi: "Nu, mia filino?" = Tuj post kiam ŝia patrino ŝin rimarkis (preskaŭ samtempe), ŝi kriis... - Zodra haar moeder haar opmerkte, schreeuwde ze tegen haar: "Nou, mijn dochter?" = Meteen nadat haar moeder haar opmerkte (bijna tegelijkertijd), riep ze...
  • Apenaŭ ŝi ektuŝis ŝian brakon, el la buŝo de Janjo elsaltis krieto de doloro. - Zodra ze haar arm aanraakte, ontsnapte er een kreet van pijn uit Janjo's mond.

Je kunt ook apenaŭ gebruiken als bijwoord in een hoofdzin: Apenaŭ ŝi ektuŝis ŝian brakon, kiam el la buŝo... De zin kiam el la buŝo... is nu een tijd-gerelateerde bijzin.

Terug naar boven