Naar de inhoud

De nominatief (zonder voorzetsel, zonder accusatief-uitgang) wordt gebruikt voor volgende zinsfuncties:

Onderwerp

Het onderwerp is het zinsdeel, dat de handeling van de persoonsvorm uitvoert. Het onderwerp staat steeds in de nominatief:

  • La patro donis al mi dolĉan pomon. - De vader gaf mij een zoete appel.
  • Ili promenadis. - Ze wandelden.
  • La soldato pafis. - De soldaat schoot.
  • Subite granda hundo alsaltis el inter la arbetaĵoj. - Plots sprong een grote hond van tussen de struiken.
  • Ĉu vi aŭdis jam tiun historion? - Had je dat verhaal al gehoord?
  • La folioj faladis de la arboj. - De bladeren vielen van de bomen.
  • Tio surprizis min. - Dat verwonderde mij.
  • Estis iam malgranda knabino. - Er was ooit eens een klein meisje.
  • Mankas al mi nenio. - Mij ontbreekt niks.
  • Ŝi estas tre maljuna. - Zij is heel oud.

Vocatief

De zinsfunctie vocatief geeft aan, op wie de uitspraak betrekking heeft. Een vocatief is gewoonlijk de naam van de aangesprokene, die apart wordt vermeld om zijn aandacht te trekken. Een vocatief is normaal gezien afgescheiden van de rest van de zin door middel van één of meerdere komma's. Een vocatief staat altijd in de nominatief:

  • Elizabeto, ĉu vi scias, kie la hundo estas? - Elisabeth, weet je, waar de hond is?
  • Mi konstatis, kara Petro, ke vi ne estis en la lernejo hodiaŭ. - Ik stelde vast, beste Piet, dat je niet op school was vandaag.
  • Mi deziras al vi bonan tagon, sinjoro! - Ik wens je een goeie dag, mijnheer!
  • Estimata prezidanto, mi ŝatus fari jenan proponon. - Geachte voorzitter, ik zou graag het volgende voorstel doen.

Kwalificerend zelfstandig naamwoord

Een zelfstandig-naamwoordzinsdeel kan een epiteton krijgen, dat de identiteit van de zaak aangeeft, normaal gezien door middel van zijn eigennaam. Een dergelijke kwalificerend zelfstandig naamwoord staat altijd na het hoofdwoord, en moet in de nominatief staan:

  • Tio estis en la monato Majo. - Dat was in de maand Mei.

    De maand heet 'Mei". Majo is een kwalificerend zelfstandig naamwoord-epiteton van het woord monato.

  • Ni vizitis la urbon Seulo. - Wij bezochten de stad Seoel.
  • La ĉefurbo de Britio estas Londono, sed ankaŭ en Kanado kaj Usono oni havas urbojn Londono. - De Hoofdstad van Groot-Brittannië is Londen, maar ook in Canada en de VS zijn er steden met de naam London [steden London]
  • Sinjoro Petro kaj lia edzino tre amas miajn infanojn. - Mijnheer Piet en zijn echtgenote houden erg van mijn kinderen.

Voor een kwalificerend zelfstandig naamwoord kan men dikwijls kiu nomiĝas tussenvoegen: monato, kiu nomiĝas Majo; urbon, kiu nomiĝas Seulo; urbojn, kiuj nomiĝas Londono.

Gebruik niet het voorzetsel de voor een kwalificerend zelfstandig naamwoord: la urbo de Nov-Jorko, la ŝtato de Keralo, la Popola Respubliko de Ĉinujo. Alleen la urbo Nov-Jorko, la ŝtato Keralo, la Popola Respubliko Ĉinujo is correct:

Vergelijk kwalificerend zelfstandig naamwoord met bijstelling.

Predikatief

Een predicatief is een zinsdeel, dat het onderwerp of het object beschrijft door middel van een persoonsvorm. Een predicatief staat normaal gezien in de nominatief.

Onderwerpspredicatief

Het werkwoord esti is de persoonsvorm, dat de beschrijving linkt aan het onderwerp. Andere beschrijvende werkwoorden zijn bijvoorbeeld (far)iĝi, ŝajni, montriĝi en nomiĝi.

Een onderwerpspredicatief is meestal een bijvoeglijk naamwoord (bijvoeglijk-naamwoord-zinsdeel) of een bijvoeglijk-naamwoordachig woordje.

  • Ŝi estis terure malbela. - Zij is verschrikkelijk lelijk.

    Terure malbela is een beschrijving van ŝi. Het werkwoord estis verbindt de beschrijving metŝi .

  • La patro estas sana. - De vader is gezond.

    Sana is een beschrijving van la patro.

  • La dentoj de leono estas akraj. - De tanden van een leeuw zijn scherp.
  • Ili fariĝis trankvilaj. - Zij werden rustig.
  • La juna vidvino fariĝis denove fianĉino. - De jonge weduwe werd opnieuw verloofde.
  • Ŝi aspektis kolera. - Zij zag er woedend uit.

    Met aspekti gebruikt men nochtans heel vaak een bijwoordelijke bepaling van wijze i.p.v. een bijvoeglijk-naamwoordpredicatief: In haar nieuwe kleren zag ze er zo elegant en mooi uit.

  • Ordinare li ne estas tia. - Normaal is hij zo niet.

    Het bijvoeglijke-naamwoordachtig woordje tia beschrijft het onderwerp li door middel van estas.

Een onderwerpspredicatief kan ook een zelfstandig-naamwoord-zinsdeel zijn in de nominatief.

  • Leono estas besto. - Een leeuw is een dier.

    Besto is een (soort) beschrijving van leono.

  • Januaro estas la unua monato de la jaro. - Januari is de eerste maand van het jaar.
  • Mi scias, kio mi estas. - Ik weet, wat ik ben.
  • Mia frato fariĝos doktoro. - Mijn broer zal dokter worden.

Een onderwerpspredicatief kan ook een zelfstandig-naamwoordzinsdeel zijn met een voorzetsel. Een dergelijke beschrijving geeft een eigenschap aan. Dikwijls kan men zo'n omschrijving omvormen tot een bijvoeglijk naamwoord.

  • Li estas hodiaŭ en kolera humoro. = Li estas hodiaŭ kolerhumora. - Hij is vandaag in een woedende stemming.= Hij is vandaag woedend gestemd.
  • Ili estas de la sama speco. = Ili estas samspecaj. - Zij zijn van dezelfde soort.=Zij zijn gelijksoortig.

Men gebruikt een bijwoord als predicatief i.p.v. een bijvoeglijk naamwoord, als hetgeen beschreven wordt een infinitief of bijzin is:

  • Resti kun leono estas danĝere. - Bij een leeuw blijven is gevaarlijk.
  • Estas pli bone, ke ni tie ĉi manĝu kaj iru en la urbon vespere. - Het is beter, dat we hier eten en vanavond naar de stad gaan.

Men gebruikt een bijwoord i.p.v. een bijvoeglijk naamwoord ook als er geen onderwerp is. In dat geval beschrijft het predicatief de hele situatie:

  • Estis al mi tiel terure! - Ik vond het zo verschrikkelijk! [Het was voor mij zo verschrikkelijk!]

    Estis terure is een algemene beschrijving van de situatie.

  • Ĉu hodiaŭ estas varmemalvarme? - Is het vandaag warm of koud?

Als het onderwerp een verondersteld zelfstandig naamwoord of voornaamwoord, gebruikt men een bijvoeglijk-naamwoord-vorm: La mastro traktis min tre bone, kaj estis tre afabla. = ...kaj li estis tre afabla. Estu kuraĝa! = Vi estu kuraĝa!

Objectpredicatief

Enkele werkwoorden kunnen een beschrijving linken aan een object. Hoewel dergelijke predicatieven een object beschrijven, mogen zij geen N-uitgang hebben.

  • Vi farbas la domon ruĝan. (= Vi farbas la ruĝan domon.) - Jij verft het de rode huis.

    Ruĝan is hier een epiteton van la domon. = Je verft dat huis, dat al rood is. Men zegt niet, welke kleur het nu krijgt.

  • Vi farbas la domon ruĝa. = Vi farbas la domon tiel, ke ĝi fariĝas ruĝa. - Je verft het huis rood.= Je verft het huis zodanig, dat het rood wordt.

    Ruĝa is een bepaling van la domon, dus een object-bepaling. Het rood-zijn is een gevolg van de handeling farbi. Men zegt niet, welke kleur het huis voorheen had. (Men had ook kunnen zeggen: Vi farbas ruĝa la domon. Maar niet mogelijk is: Vi farbas la ruĝa domon.)

Een objectpredicatief kan een bijvoeglijk naamwoord of een bijvoeglijk-naamwoordachtig woordje zijn:

  • Ĉu vi farbos vian ruĝan domon verda? - Zal je je rode huis groen verven?
  • Ne, ni preferas ĝin flava. = Ne, ni preferas, ke ĝi estu flava. - Nee, wij verkiezen het geel. = Nee, wij verkiezen, dat het geel is.
  • Ŝi trovis la Francajn vinojn tre bonaj. = Ŝi trovis, ke ili estas tre bonaj. - Zij vond de Franse wijnen heel goed. = Zij vond, dat zij heel goed waren.
  • Neniam mi vidis lin tia. = Neniam mi vidis, ke li estas tia. - Nooit had ik hem zo gezien = Nooit zag ik hem, terwijl hij zo was.
  • La ĝojo kaj surprizo faris lin muta! - De vreugde en de verrassing maakten hem sprakeloos [stom]!

Soms komt dit soort bijvoeglijke beschrijving van een object logischerwijs overeen met een kiam-zin, en toont het een toestand die niet afhankelijk is van de actie van de persoonsvorm. Dan kun je inderdaad de accusatief gebruiken:

  • Ni lin trovis malvivan. = Ni lin trovis, kiam li estis malviva. - Wij vonden hem dood. = Wij vonden hem, toen hij dood was.

    De N van malvivan kan helpen verduidelijken, maar ze kan worden weggelaten. Zonder N-uitgang, kan de betekenis ook zijn: Wij vonden hem, en vonden, dat hij dood was.

  • Mi ŝatas la matenmanĝajn ovojn malmolaj(n). = Mi ŝatas la matenmanĝajn ovojn, kiam ili estas malmolaj. Mi ŝatas, ke la matenmanĝaj ovoj estu malmolaj.

    - Ik heb graag hardgekookte eieren 's morgens. = Ik heb graag eieren 's morgens, als ze hardgekookt zijn. Ik heb graag dat de eieren 's morgens hardgekookt zijn. Sommigen gebruiken N in dergelijke zinnen. Anderen geven de voorkeur aan een bijvoeglijk naamwoord zonder N. Er is nagenoeg geen verschil in betekenis.

Een objectpredicatief kan een zelfstandig-naamwoordzinsdeel zijn in de nominatief:

  • Mi elektis lin prezidanto. = Mi elektis lin, ke li estu prezidanto. - Ik koos hem als voorzitter. = Ik koos hem, om voorzitter te worden.
  • Vin mi volas fari mia edzo! = Mi volas fari tiel, ke vi estos mia edzo. - Jou wil ik tot mijn man maken! = Ik wil zo doen, dat jij mijn man wordt.
  • Ĉemizojn, kolumojn, manumojn kaj ceterajn similajn objektojn ni nomas tolaĵo. - Hemden, halsboorden, manchetten en andere gelijkaardige voorwerpen noemen wij linnen.

Bij sommige werkwoorden kan men als alternatief ook een kiel-uitdrukking gebruiken: Ili elektis ŝin kiel kasiston.

Soms kan een zinsdeel met een voorzetsel ook een object-predicatief zijn:

  • Ŝi lin trovas laŭ sia gusto. = Ŝi trovas, ke li estas laŭ ŝia gusto. - Zij vond hem naar haar smaak [hij viel bij haar in de smaak]. = Zij vond, dat hij naar haar smaak is.
  • Mi preferas ĝin sen sukero. - IK verkies het zonder suiker.

Als het object een infintief of een bijzin is gebruikt men een bijwoord als object-predicatief. In de praktijk gebeurt dit bijn alleen bij de werkwoorden opinii en trovi (in de bijzondere betekenis "van oordeel zijn [dat iets zo of zo is]":

  • Ili trovis saĝe forkuri. - Zij vonden het verstandig om weg te lopen.

    (Zij waren van oordeel, dat weglopen verstandig was.)

  • Mi opinias taŭge, ke Petro faru la tutan laboron sola. - Ik vind het goed, dat Piet al het werk doet.

    (Ik was van oordeel, dat het feit dat Piet al het werk deed, een goed idee was.)

Noot: Volgens sommige grammatici moet men in dergelijke zinnen een zelfstandig naamwoord gebruiken, omdat ze van oordeel zijn, dat een bijwoordelijke vorm verkeerd kan begrepen worden als een bepaling van wijze. Zij raden dus aan, om bv. Ili trovis saĝa forkuri. te zeggen.

Hoe controleren?

Als men twijfelt, tussen een epiteton en een object-predikatief, kan men het object vervangen door een voornaamwoord (lin, ŝin, ĝin, ilin k.s.). Een epiteton zal men geneigd zijn weg te laten, omdat het een deel is van het object. Een predicatief is men geneigd te bewaren, omdat het een zelfstandig zinsdeel is dat noodzakelijk is om de zin te begrijpen: Ĉu vi farbas la domon ruĝan?Ĉu vi farbas ĝin? Ruĝan is een epiteton. Ĉu vi farbas la domon ruĝa?Ĉu vi farbas ĝin ruĝa? Ruĝa is een object-predicatief.

Terug naar boven