Naar de inhoud

Een bijvoeglijk naamwoord beschrijft een eigenschap, kwaliteit, relatie etc. Bijvoeglijke naamwoorden hebben in het Esperanto de A-uitgang:

  • longa - lang = een grote lengte hebbend
  • ruĝa - rood = heeft roodheid als eigenschap
  • bona - goed = gekenmerkt door het goede
  • inteligenta - intelligent = beschikkend over intelligentie, gekenmerkt door intelligentie
  • homa - menselijk = gerelateerd aan mensen
  • malaperinta - verdwenen = in een toestand waarin het verdwenen is

Ook bezittelijke voornaamwoorden en rangtelwoorden zijn bijvoeglijke naamwoorden in het Esperanto, maar bij die woorden heeft de A-uitgang een bijzondere betekenis.

Achter een A-uitgang kan een J-uitgang voor een meervoud of een N-uitgang voor een accusatief volgen. Beide samen zijn ook mogelijk; in dat geval komt de J altijd vóór de N:

longaj longan longajn
ruĝaj ruĝan ruĝajn
miaj mian miajn
sesaj sesan sesajn

De de trappen van vergelijking worden gevormd door de woordjes pli en plej vóór het bijvoeglijk naamwoord te zetten.

Gebruik van het bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijke naamwoorden worden voornamelijk gebruikt om zelfstandige naamwoorden te beschrijven.

Rechtstreeks beschrijvend bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord kan fungeren als toevoegsel bij een zelfstandig naamwoord (rechtstreekse beschrijving). Het bijvoeglijk naamwoord staat dan meestal vóór het zelfstandig naamwoord, maar kan er ook achter staan. Het kan zelfs zo zijn dat er voor én achter hetzelfde zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord staat.

  • granda domo - een groot huis
  • domo granda - een groot huis
  • la tago longa - de lange dag
  • la longa tago - de lange dag
  • fama Franca verkisto - Een beroemde Franse schrijver
  • fama verkisto Franca - Een beroemde Franse schrijver
  • Lingvo Internacia (la origina nomo de Esperanto) - Een internationale taal ("Lingvo Internacia" was de oorspronkelijke naam van het Esperanto.)

Een bijvoeglijk naamwoord dat achter het zelfstandig naamwoord staat, is vaak extra benadrukt.

Predicatief bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord kan ook iets beschrijven als predicatief, door middel van een werkwoord:

  • La domo estas granda. - Het huis is groot.

    Groot beschrijft het zelfstandig naamwoord huis via het werkwoord is.

  • Tiuj ĉi verkistoj iam iĝos famaj. Deze schrijvers zullen ooit beroemd worden.

    Beroemd beschrijft het zelfstandig naamwoord schrijvers via zullen worden.

  • Mi farbis mian domon blanka. Ik schilderde mijn huis wit.

    Wit beschrijft het zelfstandig naamwoord huis via het werkwoord schilderen.

Bijvoeglijke naamwoorden als beschrijving van andere woorden

Een bijvoeglijk naamwoord kan ook worden gebruikt voor het beschrijven van een 'zelfstandig naamwoord'-achtig woordje, bijvoorbeeld een persoonlijk voornaamwoord, gewoonlijk in de vorm van een predicatief:

  • Mi estas feliĉa. - Ik ben gelukkig.
  • Tiu estas mia. - Die is van mij.
  • Tio estas bona. - Dat is goed.
  • Ili fariĝis koleraj. - Zij werden kwaad.
  • Ambaŭ ŝajnis dormantaj. Beiden leken te slapen.

Zelfstandig gebruik van het bijvoeglijk naamwoord

Wanneer een bijvoeglijk naamwoord als toevoegsel dient bij een zelfstandig naamwoord, laat men soms het zelfstandig naamwoord weg. Dan neemt het bijvoeglijk naamwoord als het ware de rol van zelfstandig naamwoord over. Dat kan wanneer de context duidelijk aangeeft welk zelfstandig naamwoord bedoeld wordt:

  • La palaco de la imperiestro estis la plej belega [palaco] en la mondo.

    Het paleis van de keizer was het prachtigste [paleis] ter wereld.

  • Mi ne volas tiun ĉi supon, donu al mi alian [supon].

    Ik wil deze soep niet, geef me een andere [soep].

  • Tro malmultaj [homoj/aŭskultantoj] venis.

    Er kwamen te weinig [mensen/luisteraars].

  • Kelkaj [personoj] el ni alvenis malfrue.

    Een aantal [personen] onder ons kwamen te laat.

  • Ni ambaŭ volas la saman [aferon]. (Aŭ: Ni ambaŭ volas la samon.)

    Wij willen beiden hetzelfde [ding].

  • Vi estas la unuaj [personoj], kiujn mi vidas hodiaŭ matene.

    Jullie zijn de eersten [de eerste personen], die ik vanmorgen zie.

  • Via pano estas malpli freŝa, ol mia [pano].

    Jouw brood is minder vers dan het mijne [dan mijn brood].

  • Estas nun la dua [horo].

    Het is nu twee uur [het tweede uur].

  • Mi parolas la Francan [lingvon].

    Ik spreek Frans [de Franse taal].

'Bijvoeglijk naamwoord'-achtige woordjes

Bepaalde Esperantowoorden kunnen de rol van bijvoeglijk naamwoord spelen, zonder dat ze de uitgang -A hebben. Dit zijn met name de tabelwoorden op A, U en ES, het woordje ambaŭ en de telwoorden.

  • Tiun straton mi neniam vidis antaŭe.

    Die straat heb ik nooit eerder gezien.

  • Mi korektis ambaŭ erarojn.

    Ik verbeterde beide fouten.

  • Tie loĝas du Hungaroj kaj tri Kanadanoj.

    Daar wonen twee Hongaren en drie Canadezen.

Terug naar boven